Open menu Onze Taal logo

Hoofdmenu

  • Taalloket
  • Tijdschrift
  • Educatie
  • Schatkamer
  • Winkel
  • Trainingen
  • Over ons
  • Zoeken
  • Lid worden
  • Doneren
  • Taalloket
  • Tijdschrift
  • Educatie
  • Schatkamer
  • Winkel
  • Over Onze Taal
  • Lid worden
  • Doneren
  1. Home
  2. Taalloket
  3. Thematisch taaladvies
  4. werkwoord

werkwoord

  • Aanraden: de aangeraden / aangerade route
  • Afgelasten / aflasten / aflassen
  • Afgewisselde koe
  • Afzeggen: zei / zegde af
  • Appen, whatsappen (vervoeging)
  • Barbecuen / barbecueën
  • Basketballen, baseballen (vervoeging)
  • Zich bedenken / bedenken
  • Beginnen aan / met
  • Behorend / behorende bij
  • Beloven: zoals beloofd / belooft
  • Benijden - beneed / benijdde
  • Beseffen / zich beseffen
  • Besteden: besteed / besteedt
  • Betalen: betaald / betaalt
  • Betekenen: betekent / betekend
  • Ik betreur het / het betreurt mij
  • Bezint eer ge begint / verzint eer ge begint
  • Bezwijken aan / onder
  • Bijstimuleren
  • Binnenkomen / binnen komen
  • De bodem ingeslagen / in geslagen
  • Bogen / buigen op
  • In / op de bres staan / springen
  • Buien (werkwoord)
  • Buigings-e: het ellenlange uitweiden
  • Buikspreken: vervoeging
  • Chinezen bij de chinees / Chinees
  • Citaatuitluiders: ‘Daar heb ik aan gedacht’, knikt ze
  • Danken aan / wijten aan
  • Daten - datet - datete - gedatet
  • Denk aan / om uw bagage
  • Denken aan / over Tirol
  • Douchen: gedouched / gedoucht
  • Downloaden - gedownload / gedownloaded
  • Dubbelklikken: gedubbelklikt / dubbelgeklikt
  • E-mailen: geë-maild / ge-e-maild
  • Engelse werkwoorden in het Nederlands (algemene regels)
  • Er / hier / daar / waar + voorzetsel + werkwoord: los of aan elkaar
  • Er + aan + onder + door + gaan
  • Erin schenken / er inschenken
  • Eropaf komen / erop afkomen / erop af komen
  • We gaan erop uit / eropuit
  • Eruitzien / er uitzien / eruit zien
  • Zich ervanaf maken / zich ervan afmaken
  • Er van uit gaan / ervan uitgaan / er vanuit gaan
  • Erven - geërfd / georven
  • Er wordt / worden aan de plannen gewerkt
  • Euthanaseren
  • Hij fietst te zingen
  • Financieren - gefinancierd / financiëren - gefinancieerd
  • Ze is gegaan / gaan fietsen
  • Het ga je goed / Het gaat je goed
  • Geaudite / geauditte
  • Het geboycotte / geboycote land
  • Gebruikmaken / gebruik maken
  • Gekregen / gehad
  • Getogen
  • Getuige / getuigen de reacties
  • Geüit / geuit
  • Geweest / geweesd
  • Had geweest / was geweest
  • De fusie is besproken / besproken geworden
  • Gezegde: werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
  • Gij hadt / gij had
  • Googelen / googlen
  • Grillen: gegrilld / gegrild
  • Gefietst hebben / zijn
  • Het is / heeft kunnen gebeuren
  • Heen kijken / heenkijken
  • Her-: voltooid deelwoord
  • Herdenken
  • Herinneren / zich herinneren
  • Hernemen
  • Herstelmelding / hersteldmelding
  • Houd / houdt
  • Houdt / houd rekening met een wachttijd
  • Hulpwerkwoord
  • Ik ben het die dit onzin vind / vindt
  • Ik die is / ik die ben
  • Ik wordt wij / ik word wij
  • Inachtneming / in acht neming
  • Informeren / zich informeren
  • Ingenome / ingenomen standpunt
  • Oorbellen inhebben / in hebben
  • Inhoud / inhoudt
  • De straat inrijden / in rijden
  • Inzweren, ingezworen
  • Hij joeg / jaagde op hazen
  • Nederlands kennen / kunnen
  • Kijken: (naar) een film kijken, (naar) voetbal kijken
  • Klikken / clicken
  • Knarsetanden / tandenknarsen
  • Koppelwerkwoord
  • Het koste wat het kost / koste wat het kost
  • Je kunt / je kan
  • Leve / leven de kinderen!
  • Lijdende vorm (passieve zinnen)
  • Hij mag / magt kiezen
  • Twintig man was / waren
  • Ik mankeer niets / mij mankeert niets
  • Meebrengen / meenemen
  • Missen / ontbreken: er mist / ontbreekt een bladzijde
  • Moge / mogen al je wensen uitkomen
  • Monitoren - gemonitord / gemonitoord
  • Montignaccen / montignacken / montignacen
  • Naamwoordstijl
  • Nadat hij het doelpunt maakte / had gemaakt
  • Niesen / niezen: nieste / niesde
  • Omringen: omringd / omringt door haar dierbaren ...
  • Ontferm u onzer
  • Openen: ‘Het museum opent op 7 juli’
  • Openstaan / open staan
  • Ophalen / afhalen
  • Opzoomeren
  • Overgankelijk en onovergankelijk
  • Overgelegd / overlegd
  • Passende kleding / gepaste kleding
  • Passen: passte / paste
  • Pimpen
  • Pleegde / placht
  • Zijn of hebben positief getest
  • Racen: geraced / geracet
  • Realiseren dat / zich realiseren dat
  • Rechtsaf slaan / rechts afslaan
  • Recyclen / recycleren
  • Red / redt de tijger
  • Iets ruiken stinken
  • Rummikuppen / rummikubben
  • Samengesteld werkwoord
  • Screenen - gescreend / gescreened
  • Sfeer ademen / uitademen
  • Shockeren / choqueren
  • Sieraden aantrekken / omdoen / aandoen
  • Skaten - skatete - geskatet
  • Skiën: ik ski / ik skie
  • Sms’en / sms-en
  • Sonja Bakkeren / sonjabakkeren
  • Sponsoren / sponseren
  • Staanplaats / staplaats
  • Stagelopen / stage lopen
  • Stam van het werkwoord
  • Starten: is gestart / heeft gestart
  • Stencilen / stencillen
  • Sterke werkwoorden
  • Sterk, zwak, onregelmatig werkwoord
  • Stofzuigen: gestofzuigd / stofgezogen
  • Stopzetten / stilzetten / stilleggen
  • Sudokuen: jij sudokuut / sudokut
  • Synoniem zijn / staan aan / met / voor
  • Tegenwoordige tijd / verleden tijd
  • Te motiveren en (te) stimuleren: één of twee keer ‘te’?
  • Te herzien / herziene rekening
  • Ik typ / type
  • U hebt / u heeft
  • Uiteten / uit eten
  • Uitprinten / printen
  • Updaten: geüpdatet / geüpdated / geüpdate
  • Upgraden: geüpgraded / geüpgrade
  • Van toen af aan wonen wij / woonden wij
  • Verdergaan / verder gaan
  • Bijzin in verleden tijd
  • Verleden tijd: ‘morgen gingen we zwemmen’
  • Verleden tijd: ik fietste / heb gefietst
  • Verleden tijd: ‘jij was Harry Potter’
  • Verlorengaan / verloren gaan
  • Het te verschijnen boek
  • Verschuilde / verschool
  • Versteld staan / verstelt staan
  • De te verwachte / verwachten groei
  • Verwesterd / verwesterst
  • Verzwelgen / zwelgen
  • Videogebeld / gevideobeld
  • Voltooid deelwoord
  • Voorafgaand / voorafgaande
  • Voorrijkosten / voorrijdkosten
  • Ware het niet dat
  • Wat was uw naam / wat is uw naam
  • Wederkerend werkwoord
  • Wees maar niet bang / ben maar niet bang
  • Werkwoord
  • Werkwoordelijke uitdrukking
  • Werkwoordstijden
  • Werkwoordstijden: wordt / is ontworpen
  • Werkwoordsvolgorde: is vertrokken / vertrokken is
  • Werkwoordsvolgorde: is verwend / verwend is
  • Werkwoordsvormen
  • Wezen / zijn
  • Wie wil / wilt er een ijsje?
  • Wii-en / wiiën / wiien
  • Wijzen op: de auteurs werd / werden erop gewezen
  • De prijs wijzigt
  • Wilden / wouden / wouen
  • Willen: de klant wil / wilt kwaliteit
  • Er gaat veel gebouwd (worden)
  • Word je / wordt je kampioen
  • Word lid / wordt lid van Onze Taal
  • Word je / wordt je kwalijk genomen
  • Word je / wordt je salaris gestort
  • Wuifde / woof
  • Het zakken van de krant
  • Zegge en schrijve / zeggen en schrijven
  • Zelfstandig werkwoord
  • Het zij zo / het zei zo (aanvoegende wijs)
  • Zomeren
  • Zou zijn / was
  • Zoudt u / zou u
  • Zo waarlijk helpe mij God almachtig
  • Je zult / je zal
  • Zwaardvechten: gezwaardvecht / zwaardgevochten
  • Zweren: zwoer / zwoor / zweerde
logo
  • Genootschap Onze Taal
  • Paleisstraat 9
  • 2514 JA Den Haag
  • Taalvragen
  • 085 00 28 428 (werkdagen 9.30-12.30 en 13.30-16.00 uur)
  • taaladvies@onzetaal.nl
  • Ledenservice
  • 070 356 12 20 (dinsdag en donderdag 9.30-12.00 uur)
  • info@onzetaal.nl

Blijf op de hoogte!

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief Taalpost.

  • Privacybeleid
  • Algemene voorwaarden
  • Cookies
  • Contact