Er is weleens bezwaar gemaakt tegen stopzetten: het zou een verhaspeling zijn van stoppen en stilzetten. Van Dale neemt stopzetten echter al op in de zesde druk (1924). Het is een gebruikelijk werkwoord.

Toch is er iets opmerkelijks aan dit werkwoord. In bijvoorbeeld stilzetten en klaarzetten geven stil- en klaar- een resultaat aan. Naast ‘De machine wordt stilgezet/klaargezet’ is mogelijk: ‘De machine staat/is stil/klaar.’ Maar naast ‘De machine wordt stopgezet’ is ‘De machine staat/is stop’ vreemd.

Stopzetten heeft zich desondanks een vaste plaats weten te verwerven in het Nederlands. Dat geldt ook voor stilleggen: dat mocht ook niet, want dat zou een germanisme zijn, een vertaling van het Duitse stillegen.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag