Wat is juist: ‘Schenk het beslag er in’ of ‘Schenk het beslag erin’?
Juist is: ‘Schenk het beslag erin.’ Het gaat er hier om dat je het beslag in een kom of vorm moet schenken. Erin verwijst naar die kom of vorm. Het voorzetsel in hoort dus bij er en niet bij het werkwoord schenken.
In ‘Schenk het beslag erin’ verwijst erin naar datgene waar het beslag in terecht moet komen (kom, taartvorm, cakevorm, enz.). Het voorzetsel in hoort hier niet bij het werkwoord schenken.
‘Schenk het beslag er in’ is op zichzelf wel mogelijk, maar dan verwijst er als apart woord naar een plaats of locatie. Bijvoorbeeld ‘Ik loop vast naar de keuken en schenk het beslag er in.’ Er verwijst hier naar de keuken. In deze zin zou je dan trouwens eerder daar gebruiken en een iets andere volgorde: ‘Ik loop vast naar de keuken en schenk daar het beslag in.’
Iets inschenken en iets ergens in schenken
Er is een verschil tussen erin schenken en er inschenken. Dat geldt dan ook voor hierin schenken en hier inschenken, en daarin schenken en daar inschenken. Kijk eens naar deze zinnen:
- Ik schenk het sap niet hier in (dat doe ik wel in de keuken). (hier verwijst naar een bepaalde plaats)
- Ik schenk het sap niet hierin (ik schenk het wel in iets anders). (hierin verwijst naar datgene waarin het sap terechtkomt)
- Schenk het sap alsjeblieft niet daar in (doe het hier, in de keuken). (daar verwijst naar een bepaalde plaats)
- Schenk het sap alsjeblieft niet daarin (want dat zijn cognacglazen). (daarin verwijst naar datgene waarin het sap terechtkomt)
In zin 1 en 3 staat het werkwoord inschenken. Hier en daar zijn bijwoorden van plaats. In schrijf je niet vast aan hier en daar. Zo laat je zien dat in een deel is van het werkwoord inschenken.
In zin 2 en 4 is het werkwoord schenken gebruikt. Omdat in geen onderdeel is van het werkwoord, schrijf je het aan hier en daar vast. Hierin en daarin verwijzen naar iets waar eerder sprake van was, bijvoorbeeld een kopje, een glas, enz.
Wat voor erin schenken geldt, geldt ook voor erin gieten, erin gooien, erin scheppen, erin smijten, erin strooien, enz. Het is dus: ‘Hier is een grote kom. Ik giet/gooi/schep/smijt/strooi alles erin.’
Wil je oefenen met dit soort werkwoorden? Klik dan op het tabblad ‘Oefenen’ hierboven.
Er, hier, daar of waar plus een voorzetsel
Er, hier, daar en waar schrijf je vaak vast aan het voorzetsel dat erachter staat. Die combinatie van er/daar/hier/waar + voorzetsel verwijst dan naar iets in de zin of de context. Hiernaar betekent bijvoorbeeld iets als ‘naar dit’, daarvan betekent ‘van + dat’ en waarmee ‘met wat’. Voorbeelden:
- Anna kijkt naar het Jeugdjournaal. Ook haar zusje kijkt hiernaar, ook al snapt ze er weinig van.
- Maurice houdt van deze lessen: hij leert daarvan.
- Ik heb je geholpen met je Frans, Duits, wiskunde ... Waarmee heb ik je niet geholpen?
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Oefenen met zinnen als ‘Schenk het beslag erin’? Doe de test!
Vond je deze test moeilijk? Heb je behoefte aan meer uitleg over dit onderwerp? Volg dan onze training Los of vast: ‘er’, voorzetsels en werkwoorden op het online leerplatform van Onze Taal. Met behulp van video’s, stappenplannen en opdrachten heb je de regels binnen de kortste keren onder de knie.