Afkomen (op) (‘naar iets toe gaan, erdoor aangelokt worden’) is een samengesteld werkwoord. De woordenboeken en spellinglijsten vermelden het eensgezind als één woord. Omdat af bij komen hoort, mag je het niet aan erop vast schrijven in erop afkomen. Juist is daarom ook: ‘Zij kwamen erop af als vliegen op een pot stroop.’ Af moet ook hier los blijven staan van erop; het hoort immers eigenlijk bij kwamen.

Hetzelfde geldt voor erop afgaan, erop afstormen, erop afrennen en erop afsturen. Meer voorbeelden:

  • Ik ben er meteen op afgegaan. 
  • Je zult zien dat er veel mensen op afkomen.
  • Zag je hoe ze erop afstormden?
  • We hoorden hulpgeroep en zijn er meteen op afgerend.
  • Ze hebben hun beste mensen erop afgestuurd. 

De spelling eropaf gaan, eropaf komen, enz. is trouwens geen grote ‘fout’. Dat af vast wordt geschreven aan werkwoorden die een beweging uitdrukken, is in feite een doorgehakte knoop.

Eropaf!

Eropaf kan ook los voorkomen. Bijvoorbeeld: ‘Ze riep: “Eropaf!”’ Daarin staat geen werkwoord waarmee af één geheel vormt. Af vormt nu één geheel met erop.