Wat is juist: ‘We gaan eropuit’ of ‘We gaan erop uit’?
‘We gaan eropuit’ is juist.
Eropuit gaan betekent ‘op pad gaan’. Eropuit vormt hier één geheel. Nog een paar voorbeelden:
- We zijn gisteren met z’n allen eropuit gegaan.
- Ik vind het zo stoer dat je gewoon alleen eropuit gaat.
- Zingend gingen we eropuit.
De hoofdregel voor werkwoorden als eropuit gaan is: schrijf de voorzetsels aan er vast, behalve voorzetsels die bij het werkwoord horen. In er( )op( )uit( )gaan hoort op zeker niet bij het werkwoord, want opuitgaan bestaat niet. Uitgaan staat wel in de woordenboeken, maar niet (precies) in de hier bedoelde betekenis. Je kunt bijvoorbeeld wel zeggen: ‘Laten we samen op cadeautjes uitgaan’ als je bedoelt ‘samen op weg gaan om cadeautjes te kopen’ (al is dat enigszins verouderd taalgebruik). Maar met ‘We gaan eropuit’ druk je niet uit dat je naar iets specifieks op zoek bent. Je bedoelt in het algemeen: ‘We gaan op pad’, ‘We gaan op reis.’
Vandaar de voorkeur om ook uit los van gaan te schrijven. Omdat op én uit niet bij het werkwoord horen, schrijf je ze aan er vast: eropuit gaan. Als er eerder in de zin staat, schrijf je opuit volgens de officiële spelling aan elkaar. Als je opuit een wat vreemd woord vindt, kun je wat ons betreft ook een spatie invoegen. Op uit is beter herkenbaar voor lezers. Bijvoorbeeld:
- Wat leuk dat je er met hen opuit gaat! (alternatief: op uit gaat)
- Zullen we er samen opuit gaan? (alternatief: op uit gaan)
- We zijn er direct opuit gegaan om onze kat te zoeken. (alternatief: op uit gegaan)
Voor eropuit trekken en (iemand) eropuit sturen geldt hetzelfde: de voorzetsels op en uit horen niet bij het werkwoord en komen dus aan er vast.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Heb je behoefte aan meer uitleg over dit onderwerp? Volg dan onze training Los of vast: ‘er’, voorzetsels en werkwoorden op het online leerplatform van Onze Taal. Met behulp van video’s, stappenplannen en oefeningen heb je de regels binnen de kortste keren onder de knie.