Wat is een koppelwerkwoord?
Koppelwerkwoorden ‘koppelen’ het onderwerp aan een toestand, functie, hoedanigheid of eigenschap. In ‘Ik ben blij’ en ‘De soep lijkt klaar’ zijn ben en lijkt koppelwerkwoorden.
Een koppelwerkwoord is een werkwoord dat voorkomt in zinnen met een naamwoordelijk gezegde. In bijvoorbeeld ‘Ik ben blij’ gaat het om iets wat de ‘ik’ is (namelijk: blij). In deze zin is ben het koppelwerkwoord en is blij het naamwoordelijk deel van het gezegde.
Koppelwerkwoorden ‘koppelen’ het onderwerp aan een toestand, functie, hoedanigheid of eigenschap. Het gaat er bij koppelwerkwoorden dus altijd om dat het onderwerp iets ís. De koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen. In deze voorbeelden is steeds het hele naamwoordelijk gezegde gecursiveerd:
- Zij is voorzitter.
- Zij is voorzitter geweest. (is is hier hulpwerkwoord; geweest is het koppelwerkwoord)
- Mijn vriend wordt leraar.
- Mijn tante blijft op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.
- De uitslag bleek al bij iedereen bekend.
- Het huis leek onbewoond.
- Zijn broer scheen nogal slim.
- Sporten heet gezond, maar ondertussen ...
- Die mevrouw heet mevrouw Van der Zanden.
- Dat dunkt me geloofwaardig.
- Dit komt me ongeloofwaardig voor.
In de betekenissen ‘bestaan’ en ‘zich bevinden’ is zijn geen koppelwerkwoord, maar een zelfstandig werkwoord: ‘Er zijn mensen die dit moeilijk vinden’, ‘Ik ben op kantoor.’ Ook blijven kan als zelfstandig werkwoord gebruikt worden: ‘Hij bleef liever in Frankrijk.’
Vervangende koppelwerkwoorden, zoals raken
Behalve de negen traditionele koppelwerkwoorden zijn er nog meer werkwoorden die als koppelwerkwoord voorkomen. Zo’n werkwoord wordt dan ook wel ‘vervangend koppelwerkwoord’ genoemd. Voorbeelden zijn gaan, komen, raken, staan, vallen en zitten. Je kunt deze werkwoorden vervangen door de ‘echte’ koppelwerkwoorden worden of zijn als ze deze functie in de zin hebben. Voorbeelden:
- Mijn lievelingsjas gaat stuk.
- In 2024 kwam de oplichter weer vrij.
- Mijn broertje raakte beklemd tussen de spijlen van de trap.
- Op de rekening staat het verkeerde bedrag vermeld.
- Ze stonden versteld van het werk dat er was verzet.
- Het bedrijf staat bekend als klantvriendelijk.
- Het afscheid viel hem zwaar.
- Dat zit wel goed.
- Zit u af en toe om geld verlegen?
In zinnen als ‘We gaan naar huis’, ‘Dat shirt staat je goed’ en ‘Het glas viel kapot’ hebben gaan, staan en vallen niet de functie van koppelwerkwoord. Het zijn zelfstandige werkwoorden met de betekenissen ‘zich begeven naar’, ‘zorgen dat je er op een bepaalde manier uitziet’ en ‘plotseling op de grond terechtkomen’.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!