Het gaat hier om de vaste combinatie kunnen bogen op, die ‘in het trotse bezit zijn van, beschikken over’ betekent. Bogen is hier niet de verleden tijd van buigen. Het werkwoord bogen heeft als verleden tijd boogde en als voltooid deelwoord geboogd (al komen die vormen in de praktijk vrijwel niet voor).

Andere voorbeelden:

  • De dissidente Kamerleden konden bogen op een groot aantal voorkeursstemmen.
  • Deze bedrijven kunnen bogen op een voortreffelijke reputatie.

Betekenis van bogen op

Bogen op (zonder kunnen) betekent van oorsprong ‘trots zijn op, zich beroemen op, pochen over’, en soms ook ‘vertrouwen op’ (zoals in de zin ‘Ik boog op God’). De oudst bekende betekenis van bogen is ‘twisten, strijden’; daaruit ontstonden later de betekenissen ‘schreeuwen’ en ‘ophef maken’. Over de verdere herkomst is niet veel bekend.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag