Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm die je meestal gebruikt in combinatie met een hulpwerkwoord: hebben, zijn of worden. Het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord vormen samen het gezegde van de zin.

Het voltooid deelwoord wordt ook wel verleden deelwoord of participium genoemd.

Voltooide tijd

Met het voltooid deelwoord druk je vaak uit dat een handeling voltooid is. Een paar voorbeelden:

  • Ze heeft hard gewerkt.
  • Ik ben naar huis gelopen.
  • Maar je had het nog zo beloofd!
  • De kinderen hebben goed onthouden dat ze goed hun handen moeten wassen.
  • We hadden ons huis verkocht onder voorbehoud van financiering.

Zulke zinnen staan in de voltooide tijd (bijvoorbeeld de voltooid tegenwoordige tijd of de voltooid verleden tijd).

Passieve zinnen

Het voltooid deelwoord komt ook voor in passieve zinnen. Het wordt dan gecombineerd met een vorm van worden of zijn. Bijvoorbeeld:

  • Het huis wordt verkocht.
  • Dat werd ons nog zo beloofd!
  • Ze is al gezien door de zoeker.
  • Eindelijk was het doel bereikt.

Vorming van het voltooid deelwoord

Je kunt een voltooid deelwoord op verschillende manieren vormen. Vaak doe je dat door het voorvoegsel ge- voor de stam (of de ik-vorm) van het werkwoord te plaatsen. Daarachter komt een d of t: geleefd, gewerkt.

Bij scheidbare samengestelde werkwoorden komt ge- midden in het voltooid deelwoord te staan: opgedroogd, voortgesleept, ingesmeerd.

Bij sterke werkwoorden krijg je vaak de uitgang -en in plaats van een d of t: gelopen, gehouden, geblazen.

Er zijn ook voltooide deelwoorden waar geen ge- wordt toegevoegd. Dat komt voor bij:

  • onscheidbare samengestelde werkwoorden waarbij de klemtoon op het tweede deel valt, bijvoorbeeld:
    - weerleggen – ik heb het bezwaar weerlegd;
    - misbruiken – de regeling is misbruikt;
    - doorzien – ik had de bedoeling niet goed doorzien;
  • werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her-, ont- of ver-, bijvoorbeeld:
    - bewonen – het huis is niet meer bewoond;
    - erkennen – hij heeft onze problemen erkend;
    - gebeuren – het is gisteren gebeurd;
    - herinneren – je hebt je dat goed herinnerd;
    - ontdekken – ik heb een parel ontdekt;
    - verdelen – de meningen waren verdeeld.

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Het voltooid deelwoord kan vaak ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden:

  • De opgefriste sporters kwamen net onder de douche vandaan.
  • Ik hou van gebakken en goed gekruide aardappels.
  • Het begrote bedrag leek heel redelijk.

Deze bijvoeglijk gebruikte voltooide deelwoorden kunnen ook voorkomen als bepaling van gesteldheid:

  • Opgefrist kwamen ze onder de douche vandaan.
  • Ik eet aardappels het liefst gebakken en goed gekruid.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!