In principe is het mogelijk om een woord dat dezelfde vorm, functie en betekenis heeft als een woord iets eerder in de zin, de tweede keer weg te laten. Dat geldt bijvoorbeeld voor kan in de zin ‘Zij is iemand die leerlingen kan motiveren en (kan) stimuleren.’ De zin is zowel met als zonder de herhaling van kan grammaticaal in orde. Het voorzetsel te is echter sterk verbonden met het werkwoord waar het bij hoort. Daarom laat je het bij voorkeur niet weg, maar herhaal je het. Meer voorbeelden:

  • Ze gaat elk jaar een week naar een klooster om te lezen, te schrijven en te mediteren.
  • Ik probeerde rustig te blijven en te bedenken wat ik moest doen.
  • In onze stad is veel te zien en te beleven.

Bij vaste combinaties van werkwoorden die logisch samenhangen, is het weglaten van te gebruikelijker. Dan benadruk je dat deze werkwoorden één geheel vormen. Voorbeelden:

  • Hier zijn tien tips om gezonder te eten en drinken.
  • Ik ben het zat dat die kinderen voor ons huis staan te gillen en schreeuwen.
  • Je kunt bestanden in de Verkenner verplaatsen door te knippen en plakken.

Deze zinnen zijn overigens ook prima als je te wél herhaalt. Dan leg je iets meer nadruk op de verschillende activiteiten: ‘eten én drinken’, ‘gillen én schreeuwen’ en ‘knippen én plakken’.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen