Wat is juist: ‘Als ik rijk was, kocht ik een villa’, ‘Als ik rijk was, zou ik een villa kopen’, ‘Als ik rijk zou zijn, kocht ik een villa’ of ‘Als ik rijk zou zijn, zou ik een villa kopen’?
Al deze zinnen zijn goed en drukken hetzelfde uit, namelijk dat de ik-persoon op dit moment niet rijk is (en dus ook geen villa kan kopen). De zinnen schetsen dus alle vier een ‘niet-werkelijkheid’.
Het niet-werkelijke aspect wordt meestal uitgedrukt in de werkwoordstijd. Dat kan de onvoltooid verleden tijd zijn, zoals was of kocht. Maar het kan ook de ‘onvoltooid verleden toekomende tijd’ zijn: zou(den) kopen. Die twee werkwoordsvormen kunnen op veel manieren afgewisseld en met elkaar gecombineerd worden.
Irrealis, niet-werkelijkheid
De vier zinnen hierboven zijn ‘modale zinnen’: wie een modale zin gebruikt, zegt daarmee iets over de relatie tot de werkelijkheid of geeft aan wat hij/zij van iets vindt. Als de zinnen iets uitdrukken wat op dit moment niet het geval is en misschien ook nooit werkelijkheid wordt, noemen we die modaliteit ‘niet-werkelijkheid’ of ‘irrealis’.
In de Algemene Nederlandse Spraakkunst worden meer voorbeelden gegeven van de werkwoordsvormen die in irrealiszinnen mogelijk zijn.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!