Is het vind of vindt in: ‘Ik ben het die dit onzin vind/vindt’?
Juist is hier vindt: ‘Ik ben het die dit onzin vindt.’
In deze zin is die het onderwerp bij vindt. Die staat hier voor degene die, en dat is een derde persoon. (In taalkundige termen: die heeft hier een ingesloten antecedent.) Daarom moet je vindt schrijven volgens de regel ‘bij een derde persoon: stam + t’.
Als je het werkwoord vinden vervangt door bijvoorbeeld noemen, kun je goed horen dat er een t aan de stam moet worden toegevoegd: ‘Ik ben het die dit onzin noemt.’ Meer voorbeelden:
- Ik ben het zelf die langzaam opbrandt.
- Ik ben het zelf die langzaam doordraait.
- Op deze foto ben ik het die de tractor rijdt.
- Op deze foto ben ik het die de tractor bestuurt.
- Altijd ben ik het die de familie bij elkaar houdt.
- Altijd ben ik het die de familie bij elkaar roept.
- U wilt weten of ik het ben die uit de duisternis tevoorschijn treedt.
- U wilt weten of ik het ben die uit de duisternis tevoorschijn komt.
- Wij zijn het die dit onzin vinden. (die = degenen die; ook vinden wordt een meervoud)
- Jullie zijn het zelf die langzaam opbranden. (die = degenen die; ook opbranden wordt een meervoud)
Deze zinnen (waarin ook het gebruik van het opvallend is), worden ‘gekloofde zinnen’ genoemd. Meer informatie over gekloofde zinnen staat in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS).
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!