Het werkwoord benijden (‘jaloers zijn op’) wordt zwak vervoegd: benijdde - heeft benijd. Daarmee behoort benijden tot een uitzonderingscategorie. De meeste werkwoorden met een lange ij zijn namelijk sterk. Bijvoorbeeld: bijten - beet, kijken - keek, rijden - reed, stijgen - steeg.

Dat benijden zwak is, hangt samen met de herkomst van dit werkwoord. Benijden heeft namelijk het zelfstandig naamwoord nijd als basis; het betekende oorspronkelijk ‘(iets) niet kunnen verdragen, zich ergeren’. Werkwoorden die zijn afgeleid van een zelfstandig naamwoord worden bijna altijd zwak vervoegd. Vergelijk: vijlen - vijlde (afgeleid van vijl), bedijken - bedijkte (afgeleid van dijk) en aanlijnen - lijnde aan (afgeleid van lijn). Ook werkwoorden die zijn afgeleid van een bijvoeglijk naamwoord zijn meestal zwak: bevrijden - bevrijdde (van vrij) en verblijden - verblijdde (van blij).

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!