Het werkwoord zijn heeft een aanvoegende wijs in de tegenwoordige tijd: zij. Die vorm komt nog geregeld voor in ‘Het zij zo’ en ‘Hoe dit ook zij ...’ De verleden tijd van de aanvoegende wijs van zijn is ware. Deze verleden tijd komt alleen nog voor in formele zinnen. Je kunt ermee uitdrukken dat iets in werkelijkheid niet is gebeurd of dat je het hebt over iets waarvan niet vaststaat dat het zal gebeuren of het geval is. Ware kan ook aangeven dat alleen maar gedaan wordt alsóf iets zo is. Voorbeelden:

  • Het ware te wensen dat het milieu topprioriteit kreeg.
  • Het ware beter geweest als u wat harder had gewerkt.
  • Ware de hulp op tijd gekomen, dan was de ramp niet gebeurd.
  • Hij ware gekomen, als er geen treinstaking was geweest.
  • De alimentatieverplichting eindigt als de onderhoudsgerechtigde gaat samenleven met een ander als waren zij gehuwd.
  • De aarde stampvoette van ergernis om het gedreun, en in de wolkenloze hemel trilden de sterren als waren ze bang dat ze getroffen konden worden. (Joseph Pearce)

Dit soort zinnen zul je in hedendaagse teksten nauwelijks tegenkomen. In de vaste combinaties ware het niet dat … en als het ware (dat in zijn geheel het karakter van een bijwoord heeft gekregen) is ware nog wel gangbaar.

Hadde zij dat geweten ...

Van andere werkwoorden is de verleden tijd van de aanvoegende wijs eigenlijk al eeuwenlang verdwenen. Een vorm als hadde in bijvoorbeeld ‘Hadde ik dat geweten, dan had ik meteen protest aangetekend’ is sterk verouderd. Al heel lang is een omschrijving met zou of een voltooid verleden tijd het gebruikelijkst: ‘Als ik dat geweten zou hebben / geweten had, dan had ik meteen protest aangetekend.’

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!