Openstaan is in alle betekenissen één woord:

  • Jan liet de deur openstaan.
  • Je moet openstaan voor veranderingen.
  • Zij heeft een flinke lening openstaan.

Ook de vervoegde vormen zijn aan elkaar:

  • Jan merkte dat de deur openstond.
  • Denk je dat ik daar niet voor opensta?
  • Die lening heeft lang opengestaan.

Combinaties van bijvoeglijke naamwoorden (of bijwoorden) en werkwoorden worden vaak één woord als ze een eigen betekenis hebben. Bijvoorbeeld opendraaien, dat ‘openmaken door te draaien’ betekent, en openvallen: 'opengaan door te vallen'. Ook openschroeven, openzetten, openstaan, opendoen en openlaten zijn aan elkaar. Los zijn onder meer open kunnen, open zijn en open mogen.

Het is niet altijd eenvoudig vast te stellen of een combinatie een zodanig vaste betekenis heeft dat ze één woord vormt. In veel gevallen is een woordenboek nodig om dat te controleren.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!