Wat is juist: ‘Toen hij de kamer binnenkwam, liet hij de deur open’ of ‘Toen hij de kamer binnen kwam, liet hij de deur open’?
‘Toen hij de kamer binnenkwam, liet hij de deur open’ is juist.
Combinaties van binnen en een werkwoord worden aaneengeschreven: de hond binnenhouden, de kamer binnenkomen, de zaal binnenlopen, de garage binnenrijden, iets het land binnensmokkelen, de haven binnenvaren, enz. Ook combinaties met neer, over en om zijn aan elkaar: neerbuigen, neerhalen, neerschieten, overboeken, overbruggen, overdragen, oversteken, ombouwen, omgooien, omvallen.
Meestal geldt voor combinaties van een voorzetsel en een werkwoord dat ze los worden geschreven als er een richting wordt aangeduid: ‘de straat in rijden’. Bij combinaties met binnen, over, neer en om gaat deze vuistregel niet altijd op; deze voorzetsels vormen vaker een vaste verbinding met het werkwoord. Dat heeft mogelijk ook te maken met het feit dat we deze werkwoorden zónder zelfstandig naamwoord kunnen gebruiken: ‘Ik hoorde dat hij binnenkwam.’
Let op: combinaties met naar binnen worden wel als losse woorden geschreven: naar binnen komen, naar binnen lopen, etc.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!