Ruiken behoort tot de groep werkwoorden die een gewaarwording uitdrukken, net als zien, horen, voelen en vinden. Deze werkwoorden kun je combineren met een lijdend voorwerp en een ander werkwoord. Daarbij is dat lijdend voorwerp eigenlijk juist het onderwerp. Bijvoorbeeld:

  • Ik zie de zon in de zee zakken. (de zon is lijdend voorwerp én de zon zakt in de zee)
  • We hoorden Anouk zingen. (Anouk is lijdend voorwerp én Anouk zingt)
  • Ze voelden de grond trillen. (de grond is lijdend voorwerp én de grond trilt)
  • Ik heb Sven behoorlijk vinden doordrammen. (Sven is lijdend voorwerp én Sven dramt door)

Vergelijkbare zinnen met ruiken zijn wel mogelijk, maar vrij ongebruikelijk. De Algemene Nederlandse Spraakkunst (de dikste grammatica van het Nederlands) zegt erover: “De gebruiksmogelijkheden van ruiken + infinitief zijn zeer beperkt. Niet alle taalgebruikers zijn het eens over de aanvaardbaarheid van een zin als: ‘Ik ruik iets aanbranden.’”

Het lijkt wel te kloppen dat zinnen als ‘Ik rook een vreemd luchtje voorbijkomen’ en ‘Ik ruik een heerlijke maaltijd in de oven staan’ niet voor iedereen aanvaardbaar zijn. Dat geldt zeker ook voor ‘Ik heb een luchtje ruiken stinken.’

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Constructie

Voor de constructies die in de voorbeeldzinnen hierboven staan, bestaat de Latijnse benaming accusativus cum infinitivo, afgekort aci. Het hele werkwoord (de infinitief) wordt gecombineerd met een accusatief, een ‘vierde naamval’. In Latijnse teksten komt die aci-constructie veel meer voor dan in het Nederlands.

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag