Het is door iets/iemand heen kijken: door de heg heen kijken, door de rommel heen kijken, door hem heen kijken.

Heen maakt geen deel uit van een werkwoord heenkijken. In een zin als ‘Zij keek dwars door me heen’ vormt heen een geheel met het voorzetsel door: door ... heen. De Algemene Nederlandse Spraakkunst spreekt van een ‘omzetsel’: door en heen worden om een ander woord heen gezet.

Andere voorzetsels die in combinatie met heen voorkomen, zijn om, over en langs. Bijvoorbeeld:

  • Zij bleef rustig om zich heen kijken.
  • Je zult wel over dat verlies heen komen.
  • Het is langs me heen gegaan.

Er zijn tientallen combinaties van twee voorzetsels (één vooropgeplaatst en één achtergeplaatst), zoals naar ... toe, onder ... door en tussen ... in. Het is bijvoorbeeld naar hen toe lopen, onder het touw door kruipen en tussen zijn ouders in zitten.

Heen komt soms wel voor als deel van een samengesteld werkwoord, maar heeft dan de betekenis ‘weg’. Heengaan betekent ‘weggaan, vertrekken; sterven’, heenzenden betekent ‘wegzenden’. Heenkijken komt in de praktijk niet voor; het zou iets als ‘wegkijken’ moeten betekenen.

Erdoorheen

Combinaties als erdoorheen, eromheen, eroverheen en erachterheen worden aan elkaar geschreven. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld ernaartoe, eronderdoor en ertussenin. Een paar voorbeelden:

  • Ruben praatte erdoorheen.
  • We liepen eromheen, maar zagen geen ingang.
  • Ze is eroverheen gekomen.
  • Mijn collega is erachterheen gegaan.
  • Zullen we ernaartoe gaan?
  • We zijn eronderdoor gekropen.
  • Ben je introvert of extravert of iets ertussenin?