Wat zijn voorzetsels? Hoe gebruik je ze?
Voorzetsels zijn woorden als aan, in, op, uit en voor. Ze vormen meestal het begin van een woordgroep: aan de muur, in de kast, op donderdag, uit gewoonte, voor jou, enz.
Een voorzetsel legt een verband tussen de woordgroep waar het deel van uitmaakt (zoals aan de muur) en een ander element in de zin, zoals een werkwoord (bijvoorbeeld hangt: ‘Het schilderij hangt aan de muur’).
Voorzetsels zijn bijna altijd onderdeel van een woordgroep waarin het hoofdwoord een zelfstandig naamwoord is. Soms is het hoofdwoord een persoonlijk voornaamwoord, zoals jou in ‘Ik geef het schilderij aan jou.’
Er zijn veel voorzetsels die iets over de positie van iets ten opzichte van iets anders zeggen, zoals op de bank, in de kast, naast zijn ouders en achter het huis. Veel andere hebben een betekenis die iets met tijd te maken heeft: na een week, tijdens het werk, binnen twee maanden, enz. Maar er zijn ook veel abstractere relaties mogelijk, zoals in praten over het weer, hopen op een goede afloop en beïnvloed worden door leeftijdsgenoten.
Enkele veelvoorkomende voorzetsels zijn aan, achter, bij, in, met, naar, op, tegen, uit en voor:
- Het schilderij hangt aan de muur.
- De tuin ligt achter het huis.
- Ik woon bij het plein.
- De hond ligt in zijn mand.
- Ik was in vijf minuten klaar.
- Ik ga met de trein naar mijn werk. (met hoort bij de trein; naar bij mijn werk)
- De pen ligt op de tafel.
- Er is mogelijk een medicijn gevonden tegen deze ziekte.
- Ze plakte een briefje tegen het raam.
- De hond lag voor de deur.
- Ik heb een stuk taart voor jou bewaard.
Achterzetsel
Als een voorzetsel achter de woordgroep staat waar het bij hoort, kun je het ook een achterzetsel noemen. Bijvoorbeeld: ‘Jaap liep het veld op.’ Er is (vaak) een betekenisverschil tussen zinnen met een voorzetsel en zinnen met een achterzetsel:
- Noa liep de tuin door. (door is een achterzetsel; de betekenis is ‘van de ene kant van de tuin naar de andere’)
- Noa liep door de tuin. (door is een voorzetsel; de betekenis is ‘zomaar, ‘kriskras’ door de tuin’)
Combinaties met voorzetsels
Er zijn ook combinaties mogelijk van voorzetsels (vanuit, onderdoor) of van een voorzetsel en een achterzetsel of bijwoord, zoals op … af en door … heen. Bijvoorbeeld:
- Vanuit het bestuur kwamen positieve berichten.
- De slagboom ging al naar beneden, maar de auto kwam er nog nét ongeschonden onderdoor.
- Hij fietste hard op de stoep af. (af is hier een achterzetsel)
- Je kunt niet meer door het glas heen kijken. (heen is een bijwoord)
Voorzetseluitdrukkingen en voorzetselbijwoorden
Voorzetseluitdrukkingen zijn combinaties als met betrekking tot, in het kader van, door middel van. Ze zijn vaak te vervangen door één voorzetsel. Bijvoorbeeld: opmerkingen met betrekking tot de reis kun je inkorten tot opmerkingen over de reis.
Voorzetselbijwoorden zijn voorzetsels die ook een bijwoord kunnen zijn, zoals aan in het werkwoord aankomen. Zie het tabblad ‘Achtergrond’.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Hieronder staan de meestvoorkomende voorzetsels met voorbeeldzinnen
aan
De was hangt aan de lijn.
De stuurman stond aan het roer.
Laten we aan de keukentafel gaan zitten.
Voorafgaand aan het overleg eten we een gebakje.
Vraag het maar aan de receptionist.
achter
Het publiek bleef keurig achter de dranghekken.
Ik blijf achter jou fietsen op dit smalle fietspad.
Gelukkig hebben we nog wat geld achter de hand.
Uiteindelijk kwamen ze achter het bedrog.
beneden
Sommige stukken van Nederland liggen beneden de zeespiegel.
Als het twee dagen beneden nul is, krijgt ze schaatskriebels.
Hun reactie was echt beneden alle peil.
bij
Bunnik ligt bij Utrecht.
Ik houd een doos tissues bij de hand, want ik ben verkouden.
Ik heb brood bij me!
Ze nam het peutertje bij de hand.
Voor taaladvies moet je bij Onze Taal zijn.
Ik heb het bij toeval gezien.
Ze is gelukkig alweer bij kennis.
Ze heeft vrienden bij de vleet.
binnen
Ik heb de zakdoeken binnen handbereik, dus zet de film maar aan.
Ze nemen binnen een week weer contact op.
buiten
Hij zette hem buiten de deur.
Buiten kantooruren zijn wij niet bereikbaar.
door
Er staat een streep door dit woord.
Door de jaren is de waardering voor dat boek nogal veranderd.
Verwondingen door een ongeval in huis komen vaak voor.
De toegang tot het gebouw werd door een conciërge gecontroleerd.
in
Hoeveel past er in die koffer?
Ze hebben in een jaar tijd enorm veel bereikt.
Ik heb zin in de vakantie!
langs
Langs het kanaal stonden vroeger populieren.
Langs deze weg zul je je doel nooit bereiken.
met
Mijn oma werd met de jaren milder.
Mag ik even met je praten?
Met grote passen passeerden de ervaren wandelaars ons.
Probeer het eens met een schroevendraaier.
na
Zullen we na werktijd nog wat gaan drinken?
De een na de ander meldde zich ziek.
naar
Morgen ga ik naar Valkenburg.
Ruikt het hier naar gas?
Ik heb naar mijn idee mijn best gedaan.
naast
Het postkantoor staat naast het gemeentehuis.
Naast mijn baan ben ik vooral veel bezig met vrijwilligerswerk.
om
Ik koop mijn groenten bij de groenteman om de hoek.
Ze keek toe met een glimlach om haar lippen.
De katten maken ons altijd om zeven uur wakker.
We werden om de haverklap opgebeld.
onder
Een mol leeft onder de grond.
Onder de preek was ze in slaap gevallen.
De samenleving bloeide onder hun bestuur.
op
De tv stond op een antiek kastje.
Op 16 november vertrekken we.
Ze stelde de nieuwelingen op hun gemak.
Er is mooi weer op komst!
over
Er hing een kleed over de stoel.
Over een uur begint de wedstrijd.
Het is kwart over zes.
Ging die film over Elvis Presley?
per
Ik heb per 1 januari een andere baan.
Ik zal het je per ommegaande terugsturen.
Wat ben je nou per maand kwijt aan stookkosten?
te
Ik ben geboren te Oudewater.
Gelukkig kwamen ze meteen te hulp!
Je bent te voet zeker een uur onderweg.
tegen
Mijn fiets staat tegen het hek.
Ze komen tegen tienen terug.
Ik zoek een middel tegen spierpijn.
tijdens
Tijdens de zomer is het hier erg druk.
tot
Van Goes tot Westernieland heeft men van mij gehoord.
Tot morgen!
Tot mijn grote blijdschap kreeg ik de baan.
tussen
Mijn pasje viel tussen de stoel en de muur.
Ze bellen tussen tien en elf.
Ze viel niet op tussen al die andere mensen in trainingspak.
uit
De trein uit Berlijn heeft een paar minuten vertraging.
Ik heb uit jouw verhaal begrepen dat ik moet oppassen.
Ik liep uit gewoonte naar mijn oude huis.
De gevaarlijke producten zijn uit de handel genomen.
van
Ik weet dit van mijn collega.
Van zes tot zeven ben ik thuis.
Waar is de laptop van Anne?
Ze hadden nog nooit van Instagram gehoord.
Hij blaakt weer van energie.
De vloer is van beton.
Misschien is het toch waar, maar hij zei van niet.
Ik had zoiets van wat doe ik hier nog.
vanaf
Vanaf die blauwe streep mag je parkeren.
Vanaf woensdag heb ik drie weken vrij.
vanuit
Vanuit de ruimte gezien is de aarde maar een klein bolletje.
Ze hield de kinderen vanuit haar ooghoeken in de gaten.
Laten we vanuit die gedachte verder denken.
voor
De bezorger had het pakketje voor mijn deur gezet.
Ze moesten voor de rechter verschijnen.
Ze hebben stuk voor stuk beloofd te komen helpen.
Je moet beloven voor tien uur thuis te zijn.
Dit is echt iets voor jou.
Wil je iets voor me doen?
Veel bewegen is goed voor je spieren en botten.
Ik ben gevlucht voor de herrie.
voorbij
Ze wonen nog voorbij die boerderij in de verte.
Ik ben inmiddels de schaamte voorbij.
wegens
De winkel was wegens familieomstandigheden gesloten.
De voorstelling is wegens succes geprolongeerd.
zonder
Zonder leesbril voel ik me hulpeloos bij die zelfscankassa’s.
We werden zonder pardon de deur uit gezet.
Ik kan er niet over praten zonder de slappe lach te krijgen
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Voorzetsel of bijwoord?
Sommige voorzetsels kunnen ook een bijwoord zijn. Ze worden dan voorzetselbijwoorden genoemd. Voorbeelden:
- Hoe laat komen we in New York aan? (het voorzetselbijwoord aan is deel van het werkwoord aankomen; zie ook het advies over de persoonsvorm)
- Zet jij de verwarming uit? (het voorzetselbijwoord uit is een deel van het werkwoord uitzetten)
- Kleding uit de jaren tachtig is tegenwoordig weer helemaal in. (het voorzetselbijwoord in is deel van het naamwoordelijk gezegde)
- Spring maar achterop. (het voorzetselbijwoord achterop is een bijwoordelijke bepaling van plaats)
Let op gevallen als: ‘Sommigen mensen zitten het liefst achter in de trein.’ Achter is hier een bijwoord dat bij in de trein hoort. Het voorzetsel in hoort bij de trein. Daarom geldt de regel dat je achter in hier als twee woorden schrijft. Zie ook de pagina over achter in de la.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Oefenen met voorzetsels? Doe de test!