Je kunt het voorzetsel in gebruiken om een plaats aan te duiden (in huis), een periode (in de zomer) of een toestand van iets (in een goed humeur). Daarnaast komt het in allerlei vaste combinaties voor, waarbij het moeilijk is de precieze betekenis van in onder woorden te brengen. Klik op het tabblad ‘Voorbeelden’ om tientallen van deze vaste combinaties te bekijken.

Plaats: ‘binnen in’

Het voorzetsel in kan letterlijk ‘binnen in’ betekenen, maar het kan ook in algemenere zin een bepaalde ruimte of een bepaald gebied ‘afbakenen’:

  • Er zitten nog koekjes in de trommel.
  • De hond ligt in zijn mand.
  • We hebben van alles in huis.
  • De anderen zitten in de kamer.
  • De paarden en schapen liepen samen in de wei.
  • Ik probeer een beetje bij te houden wat er gebeurt in de wereld.
  • Ik doe alles wat in mijn bereik ligt om de situatie op te lossen.

Soms benadrukt in een beweging die dan ook al voor een deel in het werkwoord zit. Dan betekent het eerder ‘naar binnen’, of bijvoorbeeld ‘omlaag’ of ‘omhoog’: 

  • Het bleef regenen, dus we kropen maar weer in de tent.
  • Met een aanloop sprong ze in het zwembad.
  • Mijn paraplu is in het water gevallen.
  • Mijn zonnebril viel in het ravijn.
  • De kat klom snel in de boom.

In zulke zinnen kun je in ook achter het zelfstandig naamwoord zetten, bijvoorbeeld: ‘Mijn zonnebril viel het ravijn in’, ‘De kat klom snel de boom in.’ Je kunt in dan ook een achterzetsel noemen, omdat het achter het ravijn en de boom staat.

In heeft lang niet altijd letterlijk betrekking op een ruimte of plaats. De betekenis is vaak abstracter:

  • Het komt morgen in de krant.
  • Ze ligt goed in de groep.
  • Diep in mijn hart voelde ik meteen dat het goed zat.
  • Drie bestuurders hadden te veel alcohol in hun bloed.
  • Hij is altijd in het zwart gekleed.

Een speciale categorie van dit abstracte gebruik vormen beschrijvingen van een onderzoeks- of vakgebied:

  • Ze zijn experts in grammatica.
  • Onze buurvrouw doet iets in cryptovaluta.
  • Op de kappersschool word je getraind in de beste kniptechnieken.

Tijd: periode 

Als in betrekking heeft op tijd, komt het meestal voor in beschrijvingen van een periode. Bijvoorbeeld:

  • In het begin moest ik erg wennen.
  • Wat deed men in vroeger tijden bij kiespijn?
  • Ik sport driemaal in de week.
  • Iedereen wil wel € 4000 in de maand verdienen.
  • De monteur had het in een handomdraai gerepareerd.

Toestand, positie, status

Je komt in ook vaak tegen in beschrijvingen van de toestand, positie of status van iets of iemand. Bijvoorbeeld:

  • We reden in een rustig tempo de heuvel op.
  • De familie was in afwachting van hun aankomst op Schiphol.
  • Laten we de taart in acht stukken snijden.
  • Ze lieten in duidelijke taal weten wat ze ervan vonden.
  • Anne is arts in ruste.

Vaste combinaties

Bij veel vaste combinaties is moeilijk na te gaan wat in nu precies betekent. Je moet dan in feite gewoon weten dat in hier het gebruikelijke voorzetsel is. Bijvoorbeeld:

  • In allerijl werd er pizza gehaald.
  • Wanneer is die uitdrukking in zwang geraakt?
  • Zij gelooft in mij!
  • Mijn plannetje viel in duigen.

Als je op het tabblad ‘Voorbeelden’ hierboven klikt, vind je meer vaste combinaties met in.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Hieronder staan tientallen voorbeelden van vaste combinaties met het voorzetsel in. De combinaties zijn gesorteerd op het kernwoord, bijvoorbeeld een zelfstandig naamwoord (klap, moeiteprofessor) of een bijvoeglijk naamwoord (algemeenuiterstzeker).

  • ergens een aandeel in hebben
  • in aansluiting met
  • in aanzien stijgen
  • in de aarde wroeten
  • in iemands achting stijgen
  • in adamskostuum
  • in afwachting zijn
  • in het algemeen (ook goed: over het algemeen)
  • in aller ijl vertrekken
  • in antwoord op uw brief/e-mail
  • in arren moede

  • in balans
  • in ballingschap leven
  • een barst in de ruit/spiegel/…
  • bedreven zijn in
  • in den beginne
  • behagen scheppen in
  • in iemands belang
  • belang stellen in
  • in iemands bereik zijn
  • berusten in
  • betrekken in een complot/proces/…
  • in iemands bijzijn
  • in het bijzonder
  • iets in alle bijzonderheden weten
  • in blijde verwachting
  • de bliksem slaat ergens in
  • in den blinde
  • in bloei
  • in boekvorm
  • in de bonen zijn
  • in brand staan/steken/…
  • in brede/bredere zin
  • het in je broek doen
  • in de buurt

  • in cassatie gaan
  • in casu
  • in cirkels rondrijden/redeneren/…
  • in conclaaf
  • in conclusie
  • in concreto
  • in contanten
  • in control zijn

  • delen in de vreugde/de winst
  • met de deur in huis vallen
  • in dezen
  • iets diep in je hart weten
  • doctor, doctorandus in de letteren/economie/…
  • doorkneed zijn in
  • in druk verschijnen
  • in dubio
  • in duigen vallen
  • iemand dwarsbomen in diens streven/pogingen/…

  • in één klap
  • in één moeite door
  • in één ruk uitlezen
  • een eer stellen in
  • in eerste instantie
  • in de eerste plaats (ook: op de eerste plaats)
  • in je element zijn
  • in enge/engere zin
  • in ere houden/herstellen
  • geen erg hebben in
  • erg krijgen in
  • in ernst
  • in essentie
  • in euro’s
  • iemand in iets evenaren
  • in evenwicht zijn/blijven/brengen

  • in feite
  • in de fik steken/staan/…
  • in de file
  • in de flank worden aangevallen
  • in een flits
  • in een flow zitten
  • in focus

  • in galakostuum
  • een gat in je hand hebben
  • een gat in je hoofd vallen
  • in gebed verzonken zijn
  • in gedachten verzonken zijn
  • in geen weken/maanden/jaren (iemand in geen weken gezien hebben, ergens in geen maanden aan gedacht hebben)
  • in het geheel (niet)
  • in het geheim
  • geïnteresseerd zijn in
  • gekleed in het rood/wit/…
  • geld in overvloed hebben
  • in het gelid blijven
  • geloven in
  • in genen dele
  • genoegen scheppen in
  • in gereedheid brengen/houden
  • in geringe mate
  • in gesprek zijn met iemand
  • in gevaar verkeren
  • in elk/ieder geval
  • in geval van nood/twijfel/…
  • in de gevangenis zitten
  • in gevangenschap
  • in gevecht zijn met
  • goed in het gehoor liggen
  • goed in de slappe was zitten
  • goed zijn in wiskunde/taal/…
  • in goede/slechte staat
  • groeien in
  • in het groot
  • in groten getale
  • in gruzelementen vallen

  • niet in de haak zijn
  • in een halfuur
  • de hand in eigen boezem steken
  • in de hand hebben
  • hand in hand
  • in de hand werken
  • in de handen (mogen) knijpen
  • je in de handen wrijven
  • de handen in elkaar slaan
  • met de handen in het haar zitten
  • in een handomdraai
  • elkaar in de haren zitten/vliegen
  • in harmonie
  • in het harnas sterven
  • in de Heer zijn
  • in de herfst
  • in hoeverre
  • in hoge mate
  • in huilen uitbarsten
  • in je hum zijn
  • in een goed/slecht humeur zijn

  • in ieder geval
  • in iemands schaduw staan
  • in iemands schoenen staan
  • in iemands vaarwater zitten
  • in iemands voetsporen treden
  • in iemands voordeel
  • iemand in zijn zak hebben
  • in aller ijl vertrekken
  • in ijzer gegoten
  • in isolatie

  • eenmaal/driemaal/… in het jaar
  • in jezelf gekeerd zijn
  • in jezelf geloven
  • in jezelf investeren
  • in jezelf praten

  • in kaart brengen
  • in kannen en kruiken
  • in katzwijm vallen
  • in kennis stellen
  • in de kinderschoenen staan
  • in klad schrijven
  • in één klap
  • in het klein
  • in het klooster gaan
  • in koelen bloede
  • in het kort, in het kort gezegd
  • in korte broek
  • in korte tijd
  • in je kracht staan
  • een kuiltje in de wangen hebben
  • kramp in je kuit/voet/… hebben
  • geen kwaad zien in iets

  • in lachen uitbarsten
  • in een lastig parket
  • in een later stadium
  • in de leer
  • in de lente
  • in een leugen leven
  • in het leven roepen
  • in leven blijven
  • in levenden lijve
  • in de lijn der verwachting
  • in lijn liggen/brengen met
  • in lijn met
  • in het lood staan
  • in de loop der tijd
  • in de loop van de dag/week/eeuw/...
  • in de lucht hangen
     

  • in de maag splitsen
  • in de maak zijn
  • eenmaal/driemaal/… in de maand
  • in de maling nemen
  • mat in drie/vier/… zetten
  • meester in de rechten
  • een meester zijn in iets
  • in de melk te brokkelen hebben
  • in memoriam
  • iets in het midden brengen
  • in het midden laten
  • in der minne schikken
  • niet in het minst
  • in de mode zijn
  • in een moeilijk parket zitten
  • in één moeite door
  • in het moment leven
  • in mootjes hakken
  • in een mum van tijd

  • in naam van
  • in de nabijheid van
  • in de nacht
  • in je nadeel veranderen
  • in het najaar
  • in natura
  • in het nauw drijven
  • in navolging van
  • in ’t net opschrijven
  • niet in het minst
  • in het niet vallen
  • in het nieuws zijn
  • in nieuwstaat
  • in nood zijn/verkeren
  • in je nopjes zijn
  • in de nor zitten
  • in een notendop
  • in no time
  • in het nu leven

  • in een ogenblik
  • in een ommezien
  • onderrichten in
  • zich in iets onderscheiden van
  • tot in het oneindige
  • in het ongerede raken
  • in een oogwenk
  • in het oor fluisteren
  • in het openbaar
  • opgaan in
  • in opstand komen
  • in een bepaald opzicht
  • in orde zijn
  • in overeenstemming met
  • overtreffen in

  • in persoon aanwezig zijn
  • pijn in je buik/rug/… hebben
  • in plaats van
  • plezier hebben in
  • professor in de letterkunde/economie/…
  • tot in de puntjes verzorgd
  • in de puree zitten

  • in quarantaine

  • in rap tempo
  • in de rats zitten
  • in razernij ontsteken
  • in de rede vallen
  • in de regen lopen/rijden/...
  • in relatie tot
  • in remissie
  • in rep en roer zijn
  • in repen knippen/snijden/...
  • in retraite gaan
  • in retrospect
  • in een roes
  • in rokkostuum
  • in de rondte
  • in rook opgaan
  • in de rouw zijn
  • in de rui zijn
  • in ruste

  • in samenhang met
  • in samenspraak met
  • in samenwerking met
  • in scheiding liggen
  • in een scheur liggen
  • zich schikken in
  • (niet graag) in iemands schoenen staan
  • in schril contrast staan
  • in slaap zijn/raken/wiegen/vallen
  • een slag in je wiel hebben
  • slagen in
  • in een slecht daglicht plaatsen
  • in een sleur leven
  • een snee in je vinger hebben
  • in een spagaat zitten
  • in spanning zitten
  • in spe/spé
  • in stand houden
  • in stilte
  • in strijd met
  • in stukken hakken

  • de tanden ergens in zetten
  • in tegendeel
  • in tegenstelling tot
  • in tegenwoordigheid van
  • (niet) in tel zijn
  • in een tel
  • teleurgesteld worden/zijn in
  • in de top van een boom/mast/… klimmen
  • in tranen uitbarsten
  • in tranen zijn
  • in trek zijn
  • geen trek in hebben in
  • toestemmen in

  • in lachen uitbarsten
  • in het uiterste geval
  • uitmunten in sport
  • in je uppie

  • in iemands vaarwater zitten
  • in een goed/slecht vel steken
  • in verband met
  • zich verblijden in
  • zich verdiepen in
  • in vergelijking met
  • zich vergissen in
  • zich verheugen in (‘blij zijn dat ergens sprake van is’, zoals een goede gezondheid)
  • zich verkneukelen in
  • in verlegenheid brengen
  • zich verlustigen in
  • in het verschiet liggen
  • zich vertalen in
  • vertrouwen hebben in
  • in verwachting zijn
  • in verzekerde bewaring 
  • in verzet komen
  • in het vizier hebben/krijgen/houden
  • in vlammen opgaan
  • in een vloek en een zucht
  • in dier voege
  • in iemands voetsporen treden
  • volharden in
  • je in je volle lengte oprichten
  • in het voorbijgaan 
  • in je voordeel veranderen
  • in voor- en tegenspoed
  • in het voorjaar
  • in voorraad hebben/zijn
  • voorzien in
  • in vrede leven
  • in vroeger dagen
  • in de vroegte
  • in vuur en vlam staan
  • in het vuur van de strijd

  • in de waagschaal stellen
  • in een waas
  • in de wacht slepen
  • in de wandelgangen
  • in de war zijn
  • je in je ware gedaante vertonen
  • in de was zetten
  • in het water vallen
  • in de watten leggen
  • eenmaal/driemaal/… in de week
  • in weerwil van
  • in wezen (‘eigenlijk’)
  • in de wieg gelegd zijn voor iets
  • iemand in de wielen rijden
  • in iemands wiel rijden
  • in de winter
  • in een wip
  • in woede ontsteken
  • in de wolken zijn
  • in wording

  • in-your-face (‘overdonderend, direct’)

  • in zak en as zitten
  • iemand in je zak hebben
  • iets in je zak kunnen steken
  • in zaken
  • in zekere mate
  • in zekere zin
  • in zichzelf
  • in ziekte en gezondheid
  • in de ziektewet zitten
  • iets/niets/veel/weinig zien in
  • in die zin dat ... 
  • zin hebben in
  • daar zit iets in (‘dat is een goede opmerking’)
  • in de zomer
  • in de zon zitten
  • in zoverre
  • in zwang zijn
  • in een zware storm
  • in zwijm vallen