Wat is een zelfstandig naamwoord?
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden als huis, boom, vrouw, hout, liefde en vakantie. Vaak staat er de, het of een voor.
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een ‘zelfstandigheid’ aanduiden. Dat kunnen concrete zaken zijn, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, brug, hout). Maar het kunnen ook plaatsen, bergen, zeeën enz. zijn (Den Haag, Frankrijk, Etna, Noordzee) en abstracte zaken als gevoelens (liefde, verwarring), tijdsruimten (dag, seconde), eigenschappen (grootte, verlegenheid), gebeurtenissen (botsing, feest) en denkbeeldige personen of zaken (kabouter, Luilekkerland).
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
De- en het-woorden
Zelfstandige naamwoorden kun je meestal combineren met een van de lidwoorden de, het of een. Het is de/een kast, het/een huis, de/een week, enz. Ze worden daarom ook wel ‘de-woorden’ en ‘het-woorden’ genoemd. In verbindingen als het grote huis is huis het zelfstandig naamwoord. Dat is namelijk de ‘zelfstandigheid’, het ‘ding’, waar grote iets over zegt. In veel zinnen staat er geen lidwoord bij het zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld:
- Zij staan sterk in hun schoenen.
- Schoonheid zit vooral van binnen.
- T-shirts worden vaak van katoen gemaakt.
Enkelvoud of meervoud
De meeste zelfstandige naamwoorden komen zowel in het enkelvoud als in het meervoud voor: kast - kasten, sleutel - sleutels. Uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld politie, vee (alleen enkelvoud) en hersens/hersenen (alleen meervoud). Ook kun je van veel zelfstandige naamwoorden een verkleinvorm maken: kastje, kindje, lepeltje, mannetje, enz. Van zelfstandige naamwoorden die personen aanduiden, kun je een bezitsvorm maken door er een s achter te zetten: Jans fiets, mijn zusjes kamer, mama’s kantoor.
Gebruik en functie
Met zelfstandige naamwoorden kun je heel gemakkelijk samenstellingen maken: kast + deur = kastdeur; kastdeur + sleutel = kastdeursleutel; keuken + kast + deur + sleutel = keukenkastdeursleutel.
Een zelfstandig naamwoord kun je ook combineren met een bijvoeglijk naamwoord. Zulke combinaties zijn bijna altijd losse woorden: mooie liedjes, een groene appel. Als de combinatie een eigen betekenis heeft gekregen, wordt deze soms wél aan elkaar geschreven: hogeschool (‘school voor hoger beroepsonderwijs’); kleinkind (‘kind van een van je kinderen’).
Zelfstandige naamwoorden kunnen in verschillende zinsdelen voorkomen:
- De vrouw slaapt. (onderwerp)
- Dat lijkt wel hout. (naamwoordelijk deel van het gezegde)
- Ik spreek mijn buurvrouw dagelijks. (lijdend voorwerp)
- Ik geef de kat te eten. (meewerkend voorwerp)
- Op vrijdagavond danst hij altijd. (bijwoordelijke bepaling)
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!