Sommige voorzetsels die met een beweging worden geassocieerd, kunnen ook als achterzetsel fungeren, bijvoorbeeld door, in, op, over en uit. In de voorbeelden hieronder staan in de (a)-zinnen voorzetsels en in de (b)-zinnen achterzetsels:

    1a. Hij reed met zijn driewieler op de autoweg.
    1b. Hij reed met zijn driewieler de autoweg op.

    2a. Ze reden met hun camper in Amerika.
    2b. Ze reden met hun camper Amerika in.

    3a. Het hert rende door het bos.
    3b. Het hert rende het bos door.

    4a. Eindelijk kwam ze uit haar bed.
    4b. Eindelijk kwam ze haar bed uit.

Niet alle achterzetsels zijn achtergeplaatste voorzetsels. Zo is af wel een achterzetsel, maar geen voorzetsel. Je kunt wel zeggen: ‘Hij holde de trap af’, maar niet: ‘Hij holde af de trap.’ Alleen in de (niet zo heel gebruikelijke) constructie af fabriek wordt af als voorzetsel gebruikt: ‘De producten worden af fabriek geleverd’ (dat wil zeggen: exclusief leverings- en installatiekosten).

Een achterzetsel wordt in principe los geschreven van het werkwoord dat erachter staat: ‘toen hij de autoweg op reed’, ‘toen ze Amerika in kwamen’, ‘toen ze haar bed uit stapte’. Zie verder deze pagina.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen