Zomeren (‘zomerweer zijn of worden’) is een onpersoonlijk werkwoord. Dit betekent dat het alleen met het onderwerp het gecombineerd kan worden: het zomert, het heeft vorig jaar lekker gezomerd, het wil maar niet zomeren. Sneeuwen, regenen, enz. zijn ook onpersoonlijke werkwoorden.

Een zomerende periode impliceert dat een periode een bepaalde handeling uitvoert, namelijk zomeren. De woordgroep is te herschrijven tot ‘een periode die zomert’. Bij het werkwoord zomeren is echter alleen het persoonlijk voornaamwoord het mogelijk als onderwerp: het zomert is goed, de periode zomert niet.

Een zomerende periode is dus niet juist, net zomin als bijvoorbeeld een regenende periode.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag