Wat is het verschil tussen: ‘Ze zijn positief getest’ en ‘Ze hebben positief getest’?
Deze zinnen betekenen allebei dat er personen zijn die een positieve testuitslag hebben gekregen. Bij ‘Ze zijn positief getest’ denk je eerder aan degenen die de test hebben uitgevoerd: ze zijn positief getest door anderen.
‘Ze zijn positief getest’ en ‘Ze hebben positief getest’ komen op hetzelfde neer: er zijn virusdeeltjes aangetroffen in de slijmvliezen van deze personen of er zijn sporen van doping gevonden in hun bloed.
Aan een test onderwerpen
Het werkwoord testen kan op twee manieren gebruikt worden. Het kan ‘iemand aan een test onderwerpen’ betekenen. Dan staat vaak het voorzetsel op erbij: iemand testen op corona of sporters testen op doping. Bijvoorbeeld:
- De huisarts heeft Chris getest op corona.
- We hebben enkele sporters getest op doping.
Als je van deze zinnen een lijdende vorm maakt, krijg je:
- Chris is gistermiddag getest op corona (door de huisarts).
- Enkele sporters zijn getest op doping (door de mensen van het laboratorium).
Als iemand is getest en de uitslag is positief, dan kun je zeggen: ‘Chris is positief getest’ en ‘Sommige sporters zijn positief getest.’ Dat de uitslag positief is, betekent trouwens alleen dat de test heeft aangetoond dat iemand een virus heeft of doping of andere stoffen in diens bloed heeft. Voor de geteste persoon zelf hoeft dat dus zeker geen positief nieuws te zijn.
Een bepaald testresultaat hebben
Testen kan ook ‘een bepaald testresultaat hebben’ betekenen. Positief testen betekent dan ‘een positief testresultaat hebben’.
- Chris heeft gisteren positief getest op corona.
- Enkele sporters hebben positief getest op drostanolon.
De uitkomst van de test (‘positief’) wordt direct aan het werkwoord gekoppeld. Deze constructie lijkt op een zin als ‘Andrea schrijft mooi’ en ‘Andrea heeft mooi geschreven’, waarbij het er niet zozeer om gaat dat het schrijven zelf mooi gebeurt, maar dat het eindresultaat van het schrijven mooi is.
De constructie positief/negatief testen is nog relatief nieuw in het Nederlands. In de jaren tachtig en negentig werd een enkele keer melding gemaakt van iemand die ‘positief testte’ bij een aids- of hiv-test. Pas sinds de coronapandemie is de formulering veel wijder verbreid geraakt.
Klik op het tabblad ‘Achtergrond’ voor meer informatie over deze constructie.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Hoe zit het grammaticaal?
Dat naast ‘Ze zijn positief getest op doping’ ook ‘Ze hebben positief getest op doping’ voorkomt, is goed te verklaren. Het komt vaker voor dat je een werkwoord op twee manieren kunt gebruiken. Er kan dan zowel een actieve als een lijdende zin bij het onderwerp staan:
- De zaak opent volgende week.
- De zaak wordt volgende week geopend.
- Het telefoonnummer wijzigt/verandert.
- Het telefoonnummer wordt gewijzigd/veranderd.
In combinatie met een bijvoeglijk naamwoord dat een (meestal positieve of negatieve) ervaring uitdrukt, komt dit gebruik ook bij andere werkwoorden voor. Zinnen als ‘Ze test positief’ zijn daar goed mee te vergelijken:
- Dit boek leest prettig.
- Deze schoenen lopen lekker.
- Onze mondkapjes verkopen goed.
- Deze kleuren combineren mooi.