Meer informatie over de Nederlandse werkwoordsvormen is te vinden op andere pagina’s: klik daarvoor op de links in de tekst.

Infinitief (onbepaalde wijs)

Infinitief is een ander woord voor het hele werkwoord. Soms wordt deze vorm ook wel de onbepaalde wijs genoemd. Voorbeelden van infinitieven zijn: gaan, lopen, benoemen, updaten. De infinitief eindigt op -en, met uitzondering van de werkwoorden gaan, slaan, staan, zien, doen en zijn (en bijvoorbeeld ook: begaan, inslaan, opstaan, terugzien, opendoen en bijeenzijn).

Voltooid deelwoord (participium)

Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm die gebruikt wordt in combinatie met een hulpwerkwoord en die aangeeft dat een handeling voltooid is. Voorbeelden van voltooide deelwoorden zijn gewerkt, gelopen, onthouden, verkocht en beloofd. Het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord vormen samen het gezegde van de zin. Het voltooid deelwoord kan zowel in actieve als in passieve zinnen gebruikt worden: ‘Wij hebben een heel eind gefietst’ (actief), ‘De deur wordt geverfd’ (passief), ‘Het huis is verkocht’ (passief).

Het voltooid deelwoord kan op verschillende manieren gevormd worden. Vaak wordt het voorvoegsel ge- voor de stam van het werkwoord geplaatst en komt er een d of t achter. Soms komt de uitgang -en achter de stam. Het voltooid deelwoord wordt zonder ge- gevormd bij onscheidbaar samengestelde werkwoorden waarbij de klemtoon op het tweede deel valt (doorlópen, weerleggen, misbruiken) en bij veel werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her-, ont- of ver-: bewonen - bewoond, erkennen - erkend, gebeuren - gebeurd, herinneren - herinnerd, ontdekken - ontdekt, verdelen - verdeeld, enz. Meer informatie over het vormen van het voltooid deelwoord staat in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS).

Tegenwoordig deelwoord (participium presens)

Behalve het voltooid deelwoord bestaat er ook een tegenwoordig deelwoord, soms ook wel onvoltooid deelwoord genoemd. Dit wordt gevormd door een d en soms -de achter het hele werkwoord te plaatsen; het geeft aan dat een handeling bezig is: lopend, lachend, staand. De vorm op -de komt voornamelijk in enkele vaste uitdrukkingen voor: ‘ziende blind zijn’, ‘Al doende leert men.’

Het tegenwoordig deelwoord wordt meestal gebruikt als bijvoeglijke bepaling of als bepaling van gesteldheid: ‘De lachende jongen fietste bijna tegen een paaltje op’ (bijvoeglijke bepaling), ‘De jongen fietste lachend bijna tegen een paaltje op’ (bepaling van gesteldheid: ‘terwijl hij lachte’).

Aantonende wijs (indicatief)

De indicatief of aantonende wijs is een van de vier ‘wijzen’ die Nederlandse werkwoorden kunnen aannemen. De andere drie zijn de infinitief (of onbepaalde wijs), de aanvoegende wijs (conjunctief) en de gebiedende wijs (imperatief). De bekende werkwoordstijden als onvoltooid tegenwoordige tijd, voltooid verleden tijd, enz. vallen allemaal onder de aantonende wijs. Het is dus de overkoepelende term om alle werkwoordstijden mee aan te duiden. Een overzicht van de werkwoordstijden staat elders op deze website.

Aanvoegende wijs (conjunctief)

De conjunctief, of aanvoegende wijs, wordt gevormd door de -n van de infinitief weg te laten. Bekende voorbeelden zijn Leve de Koning!, Men neme twee eieren, Zo waarlijk helpe mij God almachtig. De conjunctief kan een wens (Het ga je goed!), een aansporing (Gelieve voor de streep te wachten), een toegeving (Ik heb de nota ingeleverd, zij het een uur te laat) of een gevoel van berusting (Het zij zo) uitdrukken. De conjunctief is bijna uit het Nederlands verdwenen; hij komt eigenlijk alleen in dit soort vaste verbindingen nog voor.

In het meervoud komt er een n achter de conjunctief (Leven de koning en de koningin!), maar die blijft tegenwoordig vaak achterwege. Zie ook de pagina over ‘Leve(n) de kinderen!

Gebiedende wijs (imperatief)

De imperatief of gebiedende wijs wordt gebruikt om bevelen, aansporingen of verzoeken uit te drukken: ‘Kom binnen’, ‘Ga zitten’. De gewone gebiedende wijs is gelijk aan de eerste persoon enkelvoud van het werkwoord. De enige uitzondering hierop is de gebiedende wijs van het werkwoord zijn, die wees is: ‘Wees maar niet bang.’ Bij werkwoorden als houden en rijden kan de d wegvallen: ‘Hou(d) je mond’, ‘Rij(d) voorzichtig’. Zie ook de pagina over ‘Ik hou(d) van jou’.

Vroeger werd er in het meervoud weleens een t achter de gebiedende wijs gezet (‘Komt allen!’, ‘Koopt Hollandse waar!’), maar tegenwoordig niet meer; zie de pagina over ‘Red(t) de tijger’. Een speciaal geval is de kwestie ‘Meld u aan via onze website’; in deze zin wordt het wederkerende werkwoord zich aanmelden gebruikt.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail