hulpwerkwoord
- Aangevangen hebben / zijn
- Dat moet gezegd / gezegd worden
- Hij fietst te zingen
- Ze is gegaan / gaan fietsen
- Gestalte geven: de plannen wordt / worden gestalte gegeven
- Had geweest / was geweest
- Gezegde: werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
- Gunnen: worden / wordt uw ogen rust gegund
- Gehandhaafd blijven / gehandhaafd worden
- Gefietst hebben / zijn
- Het is / heeft kunnen gebeuren
- Hulpwerkwoord
- Nodig zijn / hebben
- Iets ruiken stinken
- Starten: is gestart / heeft gestart
- U hebt / u heeft
- Vergeten zijn / vergeten hebben
- Verleden tijd: ik fietste / heb gefietst
- Verloren hebben / verloren zijn
- Vrij zijn / vrij hebben
- Werkwoordsvolgorde: is verwend / verwend is
- Wilden / wouden / wouen
- Er gaat veel gebouwd (worden)
- Daaronder wordt / worden alle brieven verstaan