Vrij hebben en vrij zijn komen op hetzelfde neer. Toch is er een klein betekenisverschil.

Vrij hebben betekent ‘vrijaf hebben, verlof hebben’. Als je zegt dat je morgen vrij hebt, zeg je daarmee ook dat je normaal gesproken wél iets te doen zou hebben gehad, maar dat die (vaste) afspraak of dienst die dag vervalt.

Met ‘Ik ben morgen vrij’ laat je in feite alleen maar weten dat je morgen geen (werk)verplichtingen hebt – ongeacht of dat de normale gang van zaken is of niet.

In veel situaties zijn vrij hebben en vrij zijn zo goed als synoniemen. Soms is er een klein verschil:

  • Aanstaande maandag zijn de kinderen vrij van school.
    (Zo’n zin gebruik je vooral als het om een dag gaat waarop het logisch is – of op zijn minst te verwachten valt – dat er geen school is, zoals een feestdag.)
  • Aanstaande maandag hebben de kinderen vrij van school.
    (Dit duidt meer op een onverwachte of uitzonderlijke situatie, bijvoorbeeld als er een lesdag uitvalt.)

Andere betekenissen van vrij zijn

Vrij zijn heeft nog meer betekenissen, bijvoorbeeld ‘geen last hebben van’, ‘in vrijheid leven’ of ‘niet gevangen zijn’:

  • Na de examens zijn ze eindelijk vrij van verdere schoolterreur.
  • In ons land zijn we vrij, dat moeten we koesteren.
  • Na drie jaar in de gevangenis is hij nu weer vrij.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!