Als wie het onderwerp van de zin is, kan de persoonsvorm zowel in het enkelvoud als in het meervoud staan.

Het enkelvoud (‘Wie gaat er mee?’) is het gebruikelijkst. Het maakt daarbij niet uit of degene die de vraag stelt, verwacht dat er één persoon meegaat of meerdere personen. Het is namelijk meer een soort algemene vraag net als bijvoorbeeld ‘Wie wil er nog thee?’ en ‘Wie doet nu zoiets?’

Het meervoud (‘Wie gaan er mee?’) komt vooral voor in een context waarin je verwacht – of zelfs al weet – dat het om meerdere mensen gaat. Bijvoorbeeld: ‘Wie komen er ook alweer vanavond?’, ‘Wie van jullie hebben er allemaal zin en tijd om mee te gaan?’

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Naamwoordelijk gezegde

Bij zinnen met een koppelwerkwoord (zoals zijn of worden) past het werkwoord zich vaak aan aan het naamwoordelijk deel van het gezegde. Dat geldt ook voor zinnen die met wie beginnen. Bijvoorbeeld:

  • Wie is die man daar?
  • Wie zijn die mensen daar?
  • Wie wordt de nieuwe directeur?
  • Wie worden de nieuwe redactiemedewerkers?
  • Wie ben jij?
  • Wie zijn jullie?