Wat is juist: apfelstrudel of Apfelstrudel?
Juist is: apfelstrudel, met een kleine letter. Het woord klinkt overigens als ‘apfel-s(j)troedel’, met een oe-klank.
De meeste Duitse leenwoorden verliezen in het Nederlands hun hoofdletter. Juist zijn dus bijvoorbeeld ook: aha-erlebnis, edelweiss, glühwein, hetze, konditorei, quatsch, schadenfreude, weltschmerz en zeppelin. Klik op het tabblad ‘Voorbeelden’ voor meer Duitse leenwoorden.
Hoofdletters in woordgroepen
Als er een hele woordgroep uit het Duits is geleend, houden de hoofdletters wel stand. Het is daarom bijvoorbeeld in Frage, gefundenes Fressen, glänzendes Elend, grober Unfug, im Westen nichts Neues, ins Blaue hinein, kurieren am Symptom, mit heißem Bemühn, mit wenig Witz und viel Behagen, mondbeglänzte Zaubernacht, nach berühmten Mustern, Ordnung muss sein, von Kopf bis Fuss en zum Kotzen.
Eigennamen
Als Duitse zelfstandige naamwoorden als eigennaam worden gebruikt, krijgen ze een hoofdletter. Voorbeelden: Kristallnacht (geweldsuitbraak tegen Joden in de nacht van 9 november 1938), Ostpolitik (toenaderingspolitiek van het Westen ten opzichte van Oost-Europese landen, ten tijde van de Koude Oorlog), Sturm und Drang (verwijst naar een bepaalde literaire stijlperiode in Duitsland), Bundeswehr (het Duitse leger) en Wende (de periode rond de val van de Berlijnse muur).
Soms hangt het al dan niet schrijven van de hoofdletter af van de context. In ‘Het Wirtschaftswunder in het naoorlogse Duitsland’ is de hoofdletter juist: bedoeld wordt het snelle herstel van de economie in Duitsland in de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Deze historische aanduiding is in de loop der tijd ook een algemene benaming voor ‘snelle economische ontwikkeling’ geworden. In die ruime betekenis is de kleine letter juist: het wirtschaftswunder van China.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Meer voorbeelden van Duitse leenwoorden:
- aha-erlebnis
- alleingang
- angstgegner
- ankeiler
- apfelstrudel
- aufguss [löyly, saunaterm]
- ausputzer
- autobahn/autobaan
- batengel
- berliner [worst]
- biedermeier [stijl]
- biergarten
- bildungsroman
- blitzkrieg
- bratwurst
- bruchharsch
- brunhilde
- buckel
- bühne
- bühnenfieber
- bühnensprache
- dirndl, dirndlkleid
- dobermannpincher
- draufgänger
- edelkitsch
- edelweiss
- edelzwicker
- einzelgänger
- emmentaler [kaas]
- ersatz
- fasching
- fehlleistung
- fernweh
- fingerspitzengefühl
- flammkuchen
- flügelhorn
- fremdkörper
- fundgrube
- gesamtkunstwerk
- gestalttherapie
- gewürztraminer
- glockenspiel
- glühwein
- götterdämmerung
- groschen [munt]
- gründerjahre, gründerzeit
- gründlichkeit
- habenichts
- haflinger [ponyras]
- hausmacher
- heimat [plaats van herkomst]
- hernhutter
- herrenmoral
- hetze
- hinterland
- hintertreppenroman
- historikerstreit
- hüttenkäse
- inselberg
- ismakogie
- johannisberger
- jugendstil [stijl]
- kaiserbrötchen, kaiserbroodje
- kammersänger
- kampfgeist
- kapo [kampagent]
- kiebitzer
- kindergarten
- kladderadatsch
- knirps
- konditorei
- kosewort
- kulturkampf
- kür
- kurhaus
- landauer
- ländler
- lebensraum
- lederhose, lederhosen
- leitkultur
- leitmotiv, leidmotief
- lippizaner, lipizzaner
- miesmacher
- minnekästchen
- moralpolitik
- muschelkalk
- nachleben
- nachwuchs
- ossi [Oost-Duitser]
- pfennig
- pickelhaube
- plexiglas
- poltergeist
- prinzipienreiterei
- pulli [trui]
- putsch [staatsgreep]
- quatsch
- rapunzel
- rauhfaser
- realpolitik
- rhönrad
- riesling
- rittberger
- römertopf
- rottweiler [hond]
- rumtopf
- sachertorte, sachertaart
- schadenfreude
- schicksalsstunde
- schlager [lied]
- schmink
- schnaps
- schnauzer
- schnitt, schnitte [gebak]
- schnitzel
- schnorrer
- schöngeisterei
- schreibtischmörder
- schwalbe
- schwärmerei
- schwarzwalderkirsch, schwarzwalderkirschtaart, schwarzwalderkirschtorte (Duits: Schwarzwälder Kirschtorte)
- schwarzwalderschinken
- schwindel [schaakterm]
- schwung
- seelachs
- sehnsucht
- selbstzweck
- sezession
- skibock
- sollwert
- spachtelputz
- spätlese
- spielerei
- stehgeiger
- stolperstein
- sturm-und-drang [onrustig veranderingsproces] (zie opmerking onderaan)
- torschlusspanik
- treppenwitz
- treuhänder
- überfremdung
- über-ich
- übermensch
- überschwänglichkeit
- umfeld
- umlaut
- umwelt
- verelendung
- verschlimmbesserung
- waldkorn
- weisswurst
- wessi [West-Duitser]
- weltschmerz
- werdegang
- wiedergutmachung
- wienermelange
- wienerschnitzel
- wirtschaftswunder (als algemene term voor een grote economische groei)
- zeppelin
- zivilcourage