Het werkwoord gelieven betekent in dit geval ‘goedvinden’, ‘willen’. Gelieven is hier een werkwoordsvorm die de aanvoegende wijs (oftewel conjunctief) heet. In deze zin drukt de aanvoegende wijs een aansporing uit: ‘Zouden alle collega’s aanwezig willen zijn?’

Een van de basisregels in de grammatica is dat als het onderwerp een meervoud is (zoals hier collega’s), ook de persoonsvorm in het meervoud moet staan (gelieven). Deze regel geldt ook als de persoonsvorm een aanvoegende wijs is.

De aanvoegende wijs is bijna uit het levende Nederlands verdwenen. Daardoor zijn we geneigd een vorm als gelieve als onveranderlijk element ter inleiding van een verzoek te gebruiken; we zijn niet meer vertrouwd met het vervoegen van de aanvoegende wijs. Het is goed mogelijk dat gelieve zich ontwikkelt tot een soort versteende vorm. Dan zal een zin als ‘Alle collega’s gelieve aanwezig te zijn’ voor iedereen acceptabel zijn – waarschijnlijk is dat nu al voor velen zo.

Aansporingen als ‘Gelieve de rommel op te ruimen’ en ‘Gelieve gepast te betalen’ komen ook vaak voor. Dat zijn vaste verbindingen waarin het onderwerp ontbreekt: ‘U gelieve de rommel op te ruimen’, ‘Zou u de rommel willen opruimen?’, en ‘U gelieve gepast te betalen’, ‘Zou u gepast willen betalen?’. Ook hier is gelieve een aanvoegende wijs, en geen gebiedende wijs (zoals in ‘Ruim die rommel op!’ en ‘Betaal met gepast geld!’).

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!