ei/ij
- Ergens geen peil / pijl op kunnen trekken
- Brij / brei
- Ei / ij: twijfelgevallen
- In het gevlij / gevlei komen
- IJ / ei
- IJ: plaats in alfabet
- IJ: oorsprong van de lange ij
- IJs / eis en weder dienende
- IJsland / Ijsland
- Hoe leidt / leit / lijdt / lijt dit kindeken
- Mijn en dein / dijn
- Pijler / peiler
- Pubertijd / puberteit
- Stampij / stampei
- Uitwijden / uitweiden
- Weids / wijds
- Weifelen / twijfelen
- Y (klinker / medeklinker)