Puberteit en pubertijd hebben dus een iets verschillende betekenis, en ze worden ook verschillend uitgesproken: in puberteit ligt de klemtoon op -teit; in pubertijd ligt de klemtoon op pu-.

Puberteit

De puberteit is een aanduiding voor de levensfase waarin iemand ‘geslachtsrijp’ wordt. Dit woord komt van het Latijnse pubertas, dat ‘het man-zijn’ betekent. Het Latijnse achtervoegsel -tas is in het Nederlands -teit geworden. Puberteit gebruiken we meestal als het over de lichamelijke en psychologische veranderingen gaat die we in die periode doormaken:

  • In mijn puberteit had ik veel last van jeugdpuistjes.
  • Sommige kinderen komen te vroeg in de puberteit, ook wel pubertas praecox genoemd.

Pubertijd

Pubertijd is een samenstelling van puber en tijd. De pubertijd is de ‘tijd waarin je puber bent/was’, de periode waarin de puberteit zich voltrekt. Het is dus een wat algemener woord dan puberteit:

  • Ik heb een leuke pubertijd gehad.
  • Twee van mijn beste vriendinnen kende ik al in mijn pubertijd.

Er kunnen overigens nog veel meer samenstellingen met puber- worden gevormd: puberbrein, pubergedragpuberjaren, enz.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag