Zeker tot in het begin van de eenentwintigste eeuw kwamen alleen zinnen voor als ‘Ik ga altijd op de fiets naar het werk’ en ‘Ik ben op weg naar mijn werk.’ Tussen het voorzetsel (zoals naar) en het zelfstandig naamwoord (zoals werk) stond dus standaard een lidwoord (zoals het) of een bezittelijk voornaamwoord (zoals mijn).

Ergens tussen 2010 en 2020 begon de verkorte vorm naar werk om zich heen te grijpen, net als op werk en na werk:

  • Veel mensen gaan met de auto naar werk.
  • Ik ben vandaag op werk, dus ik kan niet afspreken.
  • Zullen we na werk nog even iets gaan drinken?

Vooralsnog zijn verkorte vormen zoals naar werk vooral gebruikelijk in de spreektaal en in de informele schrijftaal, maar het is heel goed mogelijk dat ze over een paar jaar zó gewoon zijn dat ze ook in bijvoorbeeld radio- en tv-journaals en kranten voorkomen en vrijwel niemand er nog over valt.

Vaste verbindingen

Vermoedelijk is ‘Ik ga naar werk’ ontstaan naar analogie van zinnen als ‘Ik ga naar school’ en ‘Ik ben op kantoor.’ Er zijn vrij veel van zulke combinaties van een voorzetsel en een zelfstandig naamwoord zonder lidwoord. Meestal zijn dat vaste verbindingen die een plaats of richting aanduiden: op school, in huis, naar bed, naar kantoor, op zolder, op zeeonder tafel, enz. Op het tabblad ‘Achtergrond’ lees je meer over deze verbindingen.

Langzaam maar zeker ontwikkelt ‘Ik ga naar werk’ zich ook tot zo’n idiomatische constructie. In 2015 schreef Aaf Brandt Corstius erover in Onze Taal: “Let u maar eens op. Binnenkort zegt u het zelf.” Die voorspelling is nog lang niet voor iedereen uitgekomen: ‘Ik ga naar werk’ is nog niet als algemeen geaccepteerde standaardtaal te beschouwen. Maar de constructie past heel goed in een bekend grammaticaal patroon en is aan een onstuitbare opmars bezig.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen

Wanneer laat je het lidwoord weg?

Naar school, naar huis, op school, op straat zijn veelvoorkomende voorbeelden waarin de afwezigheid van het lidwoord ‘idiomatisch’ is – je zegt het nu eenmaal op die manier in het Nederlands.

Het gaat in deze gevallen niet om een concreet exemplaar van het soort dingen dat door het zelfstandig naamwoord wordt aangeduid, maar om het soort dingen in het algemeen. In per trein gaat het niet om een specifieke trein, maar om het vervoermiddel trein in het algemeen. In naar school gaat het niet om dat ene gebouw (dan zouden we namelijk wél naar de school zeggen), maar om de functie ervan, het feit dat iemand er onderwijs gaat volgen.

In de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) zijn meer voorbeelden te vinden. De ANS geeft geen volledige opsomming van zelfstandige naamwoorden waarbij het mogelijk is om het lidwoord weg te laten. Bij welke woorden dit kan, verandert in de loop van de tijd. De ANS noemt naar werk niet, maar het vergelijkbare naar kantoor wel.

In dit radiofragment geeft Tamara Mewe in het radioprogramma De Taalstaat namens Onze Taal uitleg over ‘naar werk’.