Bezittelijke voornaamwoorden geven aan dat er een bepaalde relatie is tussen een persoon, dier, ding of instantie en een zelfstandig naamwoord. In mijn fiets is iemand bijvoorbeeld eigenaar van een fiets. In jouw tekening kan jouw verwijzen naar de maker van de tekening. In zijn oevers kan zijn bijvoorbeeld verwijzen naar een kanaal. In haar slagtanden kan haar verwijzen naar een vrouwtjesolifant. Ook familierelaties kunnen met het bezittelijk voornaamwoord worden uitgedrukt: zijn vader, haar nicht, onze moeder.

In de voorbeelden hieronder staat de bezittelijke voornaamwoorden cursief. Ga voor een overzicht van alle bezittelijke voornaamwoord naar het tabblad ‘Schematisch’.

  • Heb je mijn nieuwe bril al gezien?
  • Ik ga morgen eten bij m’n opa.
  • Is dat jouw glas of het zijne?
  • Haal je voeten van de bank! (in deze zin zou de volle vorm jouw overdreven klinken)
  • Zijn dat haar schoenen of de jouwe?
  • Ze heeft d’r ogen niet in d’r zak zitten!
  • Onze vakantie is geregeld. 
  • Jullie verhaal was niet zo geloofwaardig.
  • Wij horen graag uw mening!
  • Dit zijn hun jassen; waar zijn de onze?

Soms gaat het niet om personen maar om een voorwerp, iets abstracts, een groep mensen enzovoorts. Dan kijk je naar het geslacht van het woord om te bepalen of zijn of haar juist is. Zijn hoort bij mannelijke en onzijdige woorden, haar bij vrouwelijke:

  • De dienst breidt zijn openingsuren dit jaar uit.
  • Het bedrijf geeft zijn medewerkers vaak een extraatje.
  • De organisatie heeft haar jaarverslag gepubliceerd.
  • Die relatie heeft haar langste tijd gehad.
  • Het is niet bekend of het medicijn zijn werking ook na een jaar nog behoudt.

Me moeder

In de spreektaal en ook wel in de informele schrijftaal (tweets, appjes), wordt me vaak gebruikt als bezittelijk voornaamwoord: me moeder. De gereduceerde vorm van mijn is echter m’n, niet me. Met m’n moeder is dus niets mis. Veel mensen vinden me moeder, me fiets, enz. erg lelijk. Dit gebruik van me is een bekende taalergernis.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

  • Heb je mijn nieuwe bril al gezien?
  • Ik ga morgen eten bij m’n opa.
  • Is dat jouw glas of het zijne?
  • Haal je voeten van de bank! (in deze zin zou de volle vorm jouw overdreven klinken)
  • Zijn dat haar schoenen of de jouwe?
  • Ze heeft d’r ogen niet in d’r zak zitten!
  • Onze vakantie is geregeld. 
  • Jullie verhaal was niet zo geloofwaardig.
  • Wij horen graag uw mening!
  • Dit zijn hun jassen; waar zijn de onze?
  • De dienst breidt zijn openingsuren dit jaar uit.
  • Het bedrijf geeft zijn medewerkers vaak een extraatje.
  • De organisatie heeft haar jaarverslag gepubliceerd.
  • Die relatie heeft haar langste tijd gehad.
  • Het is onbekend of het medicijn zijn werking ook na een jaar nog behoudt.

Soorten bezittelijke voornaamwoorden

Niet-zelfstandig

  • Dáár staat jouw glas.
  • Waar staat mijn glas?

Zelfstandig

  • Dat is het mijne.
  • Daar staat het jouwe.

Nadruk of niet

De niet-zelfstandige bezittelijke voornaamwoorden hebben soms twee varianten: mijn en m’n, haar en d’r. De eerste is de nadrukkelijke vorm (‘volle vorm’) en de tweede de minder nadrukkelijke vorm (‘gereduceerde vorm’). Die laatste wordt gebruikt als het woord weinig nadruk krijgt in de zin.

  • Mijn ouders ken je, maar jouw ouders heb ik nooit ontmoet. (contrast, nadruk)
  • Ga je naar je ouders dit weekend? (minder nadrukkelijk)

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Overzicht van bezittelijke voornaamwoorden

niet-zelfstandig

zelfstandig
(met de/het ervoor)

nadruk

minder nadruk

enkelvoud

ik

mijn

m’n

mijne

jij

jouw

je

jouwe

u

uw

-

uwe

hij

zijn

z’n

zijne

zij

haar

d’r

hare

het

zijn

z’n

hen *

hun *

hunne *

meervoud

wij

ons/onze

-

onze

jullie

jullie

je

**

u

uw

-

uwe

zij

hun

-

hunne

* Voor non-binaire personen wordt soms het persoonlijk voornaamwoord hen als enkelvoud gebruikt met als bezittelijk voornaamwoord hun. Een alternatief is die(gene) en diens.
** Bij het bezittelijk voornaamwoord jullie bestaat geen zelfstandige vorm als de/het jullië. De constructie die/dat van jullie vervangt deze vorm.