Halvefinalist bestaat uit de woordgroep halve finale en het achtervoegsel -ist. In de woordgroep halve finale staat het bijvoeglijk naamwoord halve los voor het zelfstandig naamwoord finale. Als je aan deze woordgroep het achtervoegsel -ist plakt, maak je een afleiding van de hele woordgroep halve finale. Daarom staat er geen spatie in halvefinalist. De spelling halve finalist zou betekenen ‘een finalist die half is’, en dat klopt niet. Op het tabblad 'Voorbeelden' staan meer voorbeelden van samenstellende afleidingen. 

De taalkundige term voor een woord als halvefinalist is ‘samenstellende afleiding’. Halvefinalist volgt in feite dezelfde regels als samenstellingen als halvefinalewedstrijd en langeafstandsloper. Deze samenstellingen bestaan uit een woordgroep (halve finale, lange afstand) en een ander zelfstandig naamwoord. Het geheel vormt één lang woord, een samenstelling. 

Eerste violist

Als het bijvoeglijk naamwoord ook betrekking kan hebben op de héle afleiding die erachter staat, is los schrijven het gebruikelijkst. Op zichzelf is eersteviolist juist: het is een afleiding van eerste viool. Maar eerste violist kan ook: je kunt eerste ook als een eigenschap van violist zien. Zulke gevallen zijn zelfdzaam. Een paar voorbeelden:

  • eerste violist
  • middelbare scholier
  • mobiele telefonie

Deze woordgroepen lijken op combinaties als nutteloze feitenkennis. Je kunt ze aan elkaar schrijven, maar los schrijven ziet er beter uit en is inhoudelijk goed te verdedigen.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Meer voorbeelden van samenstellende afleidingen: 

  • 19e eeuw - 19e-eeuws
  • 25 jaar - 25-jarig
  • 36 uur - 36-urig
  • acht poten - achtpotig, achtpotigen
  • achtste finale - achtstefinalist
  • doe het zelf - doe-het-zelven
  • donker haar - donkerharig
  • drie delen - driedelig
  • eerste communie - eerstecommunicant
  • eerste klas - eersteklasser
  • het Gekrookte Riet - gekrookterieters
  • geld uit je zak kloppen - geld-uit-je-zakklopperij
  • in gebruik nemen - ingebruikneming, ingebruikname
  • laat bloeien - laatbloeier
  • meer stemmen - meerstemmig
  • new age - newager
  • ronde blade(re)n - rondbladig
  • ronde (in)borst - rondborstig
  • tien ton - tientonner
  • tien vingers - tienvingerig
  • twaalf uur - twaalfuurtje
  • twee benen - tweebenig
  • vakantie vieren - vakantievierder
  • veel hoeken - veelhoekig
  • vier dagen - Vierdaagse
  • vier wielen - vierwieler
  • vijf sets - vijfsetter
  • zesde klas - zesdeklasser
  • zeven min - zevenminnetje

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!