Het bijwoord er betekent zelf niet zoveel, maar het heeft vaak wel een duidelijke functie. Je geeft er bijvoorbeeld mee aan dat er iets nieuws of onbekends aan de orde komt, zoals ‘hoop’ in ‘Gelukkig is er hoop.’ De taalkundige term voor deze toepassing van er is ‘presentatief er’.

Hieronder is te lezen hoe je presentatief er gebruikt en in wat voor zinnen je het ook weg zou kunnen laten.

Er presenteert iets nieuws

Het bijwoord er kondigt vaak een nieuw onderwerp aan.

  • Gelukkig is er hoop!
  • Morgen liggen er nieuwe boeken op tafel.
  • Er klonk een harde klap.
  • Er is vandaag geen les.
  • Is er iets? Nee, er is niets.
  • Er liepen dertig agenten op het plein.
  • Klonk er een harde klap?
  • Liggen er nieuwe boeken op tafel?
  • Welke boeken zijn er?
  • Wie komt er?

Het hier bedoelde er komt vooral voor in zinnen waarin het onderwerp verderop in de zin staat én ‘onbepaald’ is. Dat wil zeggen dat het bijvoorbeeld met een of geen begint of een onbepaald voornaamwoord bevat, zoals iets of niets. (Klik voor meer informatie over het begrip ‘onbepaald’ op het tabblad ‘Achtergrond’ hierboven.)

Als het onderwerp van de zin begint met de of het, een aanwijzend voornaamwoord (zoals die of dit) of een bezittelijk voornaamwoord (zoals zijn of hun), past er niet in de zin. Het onderwerp is in die gevallen al bekend (‘bepaald’) en je hoeft het dus niet meer te introduceren. Bijvoorbeeld:

  • In een keurige stapel lagen de boeken op tafel. (en niet: ‘In een keurige stapel lagen er de boeken op tafel.’)
  • Morgen zijn die dozen aan de beurt. (en niet: ‘Morgen zijn er die dozen aan de beurt.’)
  • Maandag geven hun ouders een feest. (en niet ‘Maandag geven er hun ouders een feest’; ‘Maandag geven hun ouders er een feest’ kan wel, maar er is dan niet presentatief, maar verwijst naar een eerdergenoemde plaats.)

Vaste combinaties: er is, er zijn, er wordt

Vaste combinaties met presentatief er zijn er is, er was, er zijn en er waren. De volgende zinnen zijn (met deze zinsvolgorde) alleen juist met er:

  • Er is in ons dorp veel te doen.
  • Er zijn twee mensen aan de deur geweest.
  • Er was eens een ijdele koningin.
  • Was er ooit een mooier kasteel?
  • Er zijn weer nieuwe films.
  • Zijn er meer vragen?
  • Er waren vorige week heel verschillende vragen.
  • Waren er vorige week onverwachte vragen?
  • Mochten er vragen zijn, dan is er na de pauze gelegenheid die te stellen.
  • Wat is er in ons dorp de komende tijd te doen?

Ook in passieve (lijdende) zinnen zonder onderwerp komt er voor. Enkele voorbeelden:

  • Er wordt gebeld!
  • Na de receptie is er tot diep in de nacht gedanst.
  • Er is altijd gedacht dat het wel meeviel.
  • Vroeger werd er veel gerookt.

Er verderop in de zin

Als de zin met een bijwoordelijke bepaling begint, staat er in principe direct na de persoonsvorm, zoals in ‘Gelukkig is er hoop’, ‘Op het plein liepen er dertig agenten’ en ‘Vroeger werd er veel gerookt.’

Bij sommige zinnen die beginnen met een bijwoordelijke bepaling, kan er weggelaten worden. Vooral als de zin begint met een plaatsbepaling, zoals op het plein of in ons dorp, is de zin in veel gevallen ook zonder er goed.

  • In de tuin is (er) wel ruimte voor een boom.
  • Op straat spelen (er) kinderen.
  • Plotseling klonk (er) een harde klap.
  • In ons dorp wordt (er) bij feesten vaak van ’s avonds laat tot ’s ochtends vroeg gedanst.
  • Op deze afdeling lopen (er) regelmatig stagiairs mee.
  • Opnieuw heeft (er) een gesprek plaatsgevonden tussen de minister en de gemeenten.
  • Vastgesteld werd dat (er) sprake was van pogingen tot ondermijning.

Helaas zijn er weinig duidelijke regels te geven voor wanneer je het presentatieve er weg kunt laten en wanneer niet. Moedertaalsprekers van het Nederlands kunnen het best op hun gevoel afgaan.

Over het algemeen geldt dat de zin met er wat natuurlijker of vloeiender overkomt. Het weglaten van er kan de zin een formeel of ambtelijk karakter geven. Er bestaat geen regel dat als er weg kán blijven, dat het dan ook zou moeten, ook al zijn er wel mensen die denken dat zo’n regel bestaat.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Andere soorten er

Naast het hier besproken presentatief er bestaan er andere soorten er:

  • Er met een telwoord (kwantitatief er), bijvoorbeeld ‘Hoeveel heb jij er? Ik heb er drie.’ 
  • Er dat een plaats aanduidt (locatief er), bijvoorbeeld ‘Ze wonen er al lang.’ 
  • Er met een voorzetsel (prepositioneel er), bijvoorbeeld ‘Ik denk erover; kijk jij ernaar?’

Literatuur

Een handig boek over er voor mensen met een andere moedertaal dan Nederlands is Wat is er? Ook andere lesmethodes NT2 besteden er aandacht aan.

Onbepaald onderwerp: er

Je gebruikt er vaak als het onderwerp van de zin ‘onbepaald’ is. Wat is dat? In de volgende gevallen is het onderwerp onbepaald, namelijk als het bestaat uit:

  • een + zelfstandig naamwoord (‘Er klonk een harde klap’)
  • geen + zelfstandig naamwoord (‘Er is geen les’)
  • een telwoord + zelfstandig naamwoord (‘Er liepen dertig agenten’)
  • een zelfstandig naamwoord zonder lidwoord of voornaamwoord ervoor (‘Er is hoop’, ‘Er liggen nieuwe boeken’)
  • een onbepaald voornaamwoord (‘Is er iets? Nee, er is niets’)
  • een onbepaald voornaamwoord + zelfstandig naamwoord (‘Er lopen enkele vrouwen’)
  • welk(e) + zelfstandig naamwoord (‘Welke boeken zijn er?’)
  • wie of wat (‘Wie komt er?’ ‘Wat is er?’)

Algemene beweringen: geen er

Er zijn gevallen waarin het onderwerp met een begint of geen lidwoord heeft, en toch niet onbepaald is. Het duidt dan een categorie aan, waar een algemene bewering over wordt gedaan. Dan gebruik je geen er.

  • Een taal is een dialect met een vlag en een volkslied.
  • Groenten zijn gezond.
  • Een koe eet voornamelijk gras.
  • Koffie wordt gemaakt van bonen.

Wel onbepaald, toch geen er

Soms is het onderwerp van de zin wel onbepaald, omdat het bijvoorbeeld met een of een onbepaald voornaamwoord begint, maar gebruik je toch geen er. De zin begint dan gewoon met het onderwerp:

  • Een voorbijganger hielp me overeind.
  • Sommige opmerkingen blijven je bij.

Het is moeilijk uit te leggen wanneer je er in dit soort gevallen weglaat. Met er introduceer je het onderwerp: ‘Er kwam een voorbijganger aan’. Zonder er ga je meteen iets zeggen over wat een bepaalde voorbijganger deed: ‘Een voorbijganger hielp me overeind.’