Onbepaalde voornaamwoorden verwijzen, anders dan andere voornaamwoorden, niet naar specifieke personen of zaken. Het zijn algemene verwijzingen, waarbij het aantal of de identiteit van iets of iemand niet nader gespecificeerd wordt. Voorbeelden van onbepaalde voornaamwoorden zijn alles, andere(n), elk, ieder, iedereen, iemand, iets. De woorden enige, enkele, ettelijke, menig(e), sommige, verscheidene, verschillende, genoeg, voldoende, zat (‘Ik heb zat boeken’), wat (‘Hij kan wel wat steun gebruiken’) en alle worden soms als onbepaald voornaamwoord en soms als telwoord gezien.

Enkele voorbeelden:

  1. Iedereen kan tot tien tellen.
  2. We hebben allemaal weleens een baaldag.
  3. Twee leerlingen hadden bij elkaar gespiekt. Tot grote ergernis van de anderen moest toen de hele klas het proefwerk opnieuw maken.
  4. Ieder kind leert op school rekenen en schrijven.
  5. Sommige mensen houden erg van barokmuziek, andere niet.

In de zinnen 1-3 wordt het onbepaald voornaamwoord steeds zelfstandig gebruikt. Woorden als alle, enkele en sommige krijgen dan een n als ze naar personen verwijzen. In de zinnen 4 en 5 zijn de onbepaalde voornaamwoorden niet zelfstandig gebruikt. Zie ook het advies over sommige of sommigen.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!