Wat voor soort woord is degene, bijvoorbeeld in ‘Wil degene die mijn fiets gejat heeft ook mijn krantenwijk overnemen?’
Degene is hier een aanwijzend voornaamwoord. Het wijst met enige nadruk een bepaalde persoon aan.
Aanwijzende voornaamwoorden verwijzen nadrukkelijker naar personen of zaken dan andere voornaamwoorden. Vergelijk bijvoorbeeld:
- Is Joost er al? Nee, die heb ik nog niet gezien.
- Is Joost er al? Nee, ik heb hem/’m nog niet gezien.
In zin 1 is die een aanwijzend voornaamwoord, in zin 2 is hem/ ’m een persoonlijk voornaamwoord. Het resultaat is dat degene die in 1 het antwoord geeft, benadrukt dat hij/zij Jóóst nog niet heeft gezien, en dus mogelijk anderen wél. Het antwoord van de tweede spreker in 2 is iets neutraler. Het verschil is trouwens klein.
Aanwijzende voornaamwoorden kunnen zelfstandig gebruikt worden (zoals in 1). Dat betekent dat er niet direct een zelfstandig naamwoord achter staat. In bijvoorbeeld ‘Dat meisje kan prachtig zingen’ is dat niet-zelfstandig gebruikt. Na het aanwijzende voornaamwoord dat staat het zelfstandig naamwoord meisje.
Ga voor een overzicht van de aanwijzende voornaamwoorden naar het tabblad ‘Schematisch’.
Nog een paar voorbeeldzinnen:
- Die boeken moeten nodig opgeruimd worden. (die is niet-zelfstandig)
- Ik zou dat niet zo stellig durven zeggen. (dat is zelfstandig)
- Zulke dingen kun je niet ongestraft doen. (zulke is niet-zelfstandig)
- Wil je deze chocolaatjes, of heb je liever zulke? (zulke is zelfstandig)
- Zo’n huis is niet voor iedereen weggelegd. (zo’n is niet-zelfstandig)
- Ik heb precies datgene geleerd wat ik wilde leren. (datgene is zelfstandig)
- Zullen we contact opnemen met degenen die de prijs gewonnen hebben? (degenen is zelfstandig)
Ook zelf kan, als het zelfstandig gebruikt wordt, een aanwijzend voornaamwoord zijn: ‘Zij kwam zelf het goede nieuws brengen.’
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Zelfstandig gebruikt
enkelvoud | bij het-woorden | dit, dat, datgene, hetgene |
bij de-woorden | deze, die, degene, diegene | |
meervoud | dezen, die, degenen, diegenen, zulken |
Niet-zelfstandig gebruikt
enkelvoud | bij het-woorden | dit, dat, zo’n, zulk, zulk een |
bij de-woorden | deze, die, zo’n, zulke, zulk een | |
meervoud | deze, die, zulke |
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!