In de zin ‘Er was veel interesse, getuige de reacties’ is getuige een voorzetsel. Het betekent ‘zoals blijkt uit, blijkens, gezien’. Voorzetsels passen zich niet aan aan het woord waar ze bij horen: ze zijn onveranderlijk. Nog een paar voorbeelden met het voorzetsel getuige:

  • Getuige de kijkcijfers is de serie zeer geliefd.
  • Je bent volgens mij goed bezig, getuige je e-mails.
  • Het feest was een grandioos succes, getuige de vele positieve reacties.
  • Getuige alle lege bierblikjes en andere rotzooi hebben er gisteren veel mensen in het park gepicknickt.

Getuige als werkwoordsvorm

Getuige kán ook een werkwoordsvorm zijn, namelijk een aanvoegende wijs. Dat is een verouderde werkwoordsvorm die vaak een wens aanduidt. Bijvoorbeeld in een ouderwetse zin als ‘Tegen hen getuige het onschuldig vergoten bloed.’ Deze zin betekent: ‘moge het onschuldig vergoten bloed tegen hen getuigen’. Als het onderwerp van de aanvoegende wijs een meervoud is, wordt ook die aanvoegende wijs een meervoud. Bijvoorbeeld: ‘Tegen hen getuigen de beschadigde levens van de slachtoffers’ (‘mogen de beschadigde levens van de slachtoffers tegen hen getuigen’). Dat is een basisprincipe in Nederlandse zinnen: als het onderwerp een meervoud is, is het werkwoord (de persoonsvorm) ook een meervoud.

De getuige

Getuige kan ook een zelfstandig naamwoord zijn. Het zelfstandig naamwoord de getuige heeft als meervoud getuigen. Voorbeelden:

  • Mijn zus heeft me gevraagd of ik getuige wil zijn bij haar huwelijk.
  • Wie zijn de getuigen bij het huwelijk?
  • Er hebben zich vier getuigen van het ongeluk gemeld.

Meer informatie over het ontstaan van het voorzetsel getuige is te vinden op het tabblad ‘Achtergrond’. 

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) is de constructie getuige de reacties ontstaan onder invloed van het Frans. In het Frans blijft témoin in bijvoorbeeld témoin tous les anciens philosophes (‘getuige alle oude filosofen’) en témoin les blessures (‘getuige de verwondingen’) eveneens onveranderd. Het WNT merkt nogal streng op: “Meer nog dan in het Fransch is bij ons het ware besef van deze uitdrukking verflauwd: men denkt onwillekeurig aan het werkwoord getuigen of aan de getuige, en is soms onzeker of men getuige of getuigen zal schrijven. Daar de zegswijze toch aan eene vreemde taal is ontleend, mag het thans raadzaam worden geacht het Fransche spraakgebruik nauwkeurig te volgen of anders de uitdrukking in ’t geheel niet te bezigen.”

Het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands maakt geen melding van Franse invloeden. Daarin staat dat getuige als voorzetsel is ontstaan uit getuige als zelfstandig naamwoord. Door zinnen als “Getuige zij dees traan, die dit papier besproeit” (‘moge deze traan, die op dit papier valt, als getuige(nis) dienen’), ontwikkelde getuige zich tot voorzetsel. De aanvoegende wijs zij werd weggelaten en getuige veranderde daardoor geleidelijk van woordsoort.