In het Standaardnederlands is alleen hij wil juist. Hij wilt geldt echt als een fout, ook al komt het vaak voor. Het is bijvoorbeeld ook zij wil, men wil, Eva wil, iedereen wil en de klant wil.

De derde persoon enkelvoud is bij willen dus anders dan bij bijna alle andere werkwoorden, bijvoorbeeld wensen en hopen. Daar geldt de regel stam + t: ‘Hij hoopt een huis te kopen’, ‘Zij wenst een huis te kopen’, enz.

De vorm wilt past alleen bij jij/je en bij u: ‘Jij wilt vast nog wel wat’, ‘Ik weet niet wat je nou wilt’, ‘U wilt vast een bijdrage leveren’, ‘Wilt u een kopje koffie?’

Meer voorbeelden met wil (het onderwerp is telkens vet gemaakt):

  • Hij wil alleen maar Hollandse kost.
  • Wil zij echt gaan fietsen in Patagonië?
  • Wil uw kind meer zakgeld?
  • Wil onze tante echt piloot worden?
  • Sophie wil het liefst met rust gelaten worden.
  • Kees wil een mooie wedstrijd zien (en hij wil ook dat Sparta wint). 
  • Niemand wil aangifte doen. 
  • Niemand weet wat het Nederlandse volk wil.

Klik op het tabblad ‘Achtergrond’ als je wilt lezen hoe het komt dat hij wil geen -t heeft.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail

Waaróm is het niet ‘hij wilt’?

Dat het hij wil is en niet hij wilt, heeft te maken met de geschiedenis van het werkwoord willen. De vorm wil, die wij nu gebruiken als tegenwoordige tijd enkelvoud, gaat terug op een zogenoemde aanvoegende wijs (een ‘wensende wijs’ of ‘optatief’). Willen had vroeger niet eens een tegenwoordige tijd. De aanvoegende wijs wille/wil heeft die functie (langgeleden) erbij gekregen. De vorm wille is sinds lang verouderd, maar wil komt heel vaak voor.

Aan zo’n aanvoegende wijs werd en wordt in de tegenwoordige tijd geen t toegevoegd. Het is bijvoorbeeld ook ‘Moge hij rusten in vrede’ en ‘Zij leve hoog.’ Toen de aanvoegende wijs van willen in de loop der tijd ook als een ‘gewone’ tegenwoordige tijd gebruikt werd, behield de persoonsvorm wil dit kenmerk van de oorspronkelijke aanvoegende wijs. Er kwam dus geen t achter de stam in de derde persoon enkelvoud. Daarom is hij wil nog steeds juist.

‘Hij wilt’ al lange tijd gangbaar

Overigens vermeldt het Woordenboek der Nederlandsche Taal dat vormen als hij wilt “tamelijk frequent” zijn aangetroffen in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw. In sommige delen van ons taalgebied is hij wilt heel gewoon. Het lijkt er zelfs op dat hij wilt in het hele taalgebied aan een opmars bezig is. Maar alleen de vorm hij wil wordt vooralsnog als juist beschouwd.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!