Wat is juist: ‘Twee van de drie jongeren sport wekelijks’ of ‘Twee van de drie jongeren sporten wekelijks’?
Het meervoud is juist: ‘Twee van de drie jongeren sporten wekelijks.’
Twee van de drie: meervoud
In de zin ‘Twee van de drie jongeren sporten wekelijks’ is twee van de drie jongeren het onderwerp. Dat is een meervoud, en daar hoort de meervoudige persoonsvorm sporten bij. Dat geldt ook voor combinaties als vier van de vijf en drie van de tien:
- Van de ondervraagden waren vier van de vijf zeer tevreden.
- Drie van de tien bedrijven die vorig jaar zijn opgericht, zijn alweer failliet.
Ook als er geen zelfstandig naamwoord achter twee van de drie, vier van de vijf, drie van de tien, enz. staat, is alleen het meervoud goed:
- Twee van de drie sporten wekelijks.
- Vier van de vijf waren zeer tevreden.
- Drie van de tien zijn alweer failliet.
Over zinnen als ‘Twee op de drie jongeren sporten/sport wekelijks’ (met het voorzetsel op) lees je meer op deze pagina.
Een van de drie: enkelvoud
Als het onderwerp een van de twee, een van de drie, enz. is, is het enkelvoud juist:
- Een van de drie jongeren sport wekelijks.
- Van de ondervraagden was een van de vijf zeer tevreden.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Twee betekenissen
Zinnen als 'Drie van de tien aanwezigen schreven zich direct in voor de vervolgcursus’ zijn dubbelzinnig. Er kan mee bedoeld zijn dat ongeveer een derde van alle aanwezigen (in totaal veel meer dan tien) zich inschreef. Maar het kan ook gaan om een situatie dat er tien mensen aanwezig waren, van wie er drie zich inschreven voor de vervolgcursus.
Drie op de tien, zoals in ‘Drie op de tien aanwezigen schreven/schreef zich direct in voor de vervolgcursus’, drukt wel ondubbelzinnig een verhouding uit. Nu is duidelijk dat het om dertig procent (drie tiende) van een grotere groep gaat.