Wat is juist: ‘Een op de vijf Nederlanders ontbijt nooit’ of ‘Een op de vijf Nederlanders ontbijten nooit?’
Juist is ‘Een op de vijf Nederlanders ontbijt nooit.’
Een op de …
Bij een op de vijf hoort een enkelvoudige persoonsvorm. Dat enkelvoud sluit aan bij het telwoord een. Andere voorbeelden:
- Van de ondervraagden was een op de vijf zeer tevreden.
- Slechts een op de tien Nederlanders zegt zich dagelijks gestrest te voelen op het werk.
- Een op de vier jongeren beweegt te weinig.
Een van de …
Voor de vergelijkbare constructie een van de vijf geldt hetzelfde:
- Van de ondervraagden was een van de vijf zeer tevreden.
- Slechts een van de tien ondervraagden zei zich dagelijks gestrest te voelen op het werk.
- Een van de tien bedrijven die vorig jaar zijn opgericht, is alweer failliet.
Overigens is de constructie met van soms dubbelzinnig (ambigu). Zo kan ‘Een van de tien bedrijven die vorig jaar zijn opgericht, is alweer failliet’ uitdrukken dat tien procent van de vorig jaar opgerichte bedrijven nu failliet is, maar ook dat er vorig jaar tien bedrijven zijn opgericht en dat er daarvan nu een failliet is.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!