In de zin ‘Een aantal collega’s ging/gingen op cursus’ is een aantal collega’s het onderwerp. Als je het meervoud collega’s als kern van dat onderwerp ziet, past daar het meervoud gingen bij. Een aantal betekent dan iets als ‘enkele, meerdere’. Het geeft dus een onbepaald getal aan, net als een heleboel en een stuk of wat.

Als je kiest voor ‘Een aantal collega’s ging op cursus’, beschouw je een aantal als kern van het onderwerp. Voor sommigen gaat deze zin daardoor vooral om de groep als geheel, die op hetzelfde moment dezelfde cursus doen. De zin met het enkelvoud ging komt wat formeler over dan de zin met het meervoud gingen.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Een groot aantal schilderijen

Als je een bijvoeglijk naamwoord gebruikt vóór aantal, is het enkelvoud gebruikelijker.

  • Een groot aantal schilderijen ging verloren. (gebruikelijker)
  • Een groot aantal schilderijen gingen verloren.
  • Er kwam een flink aantal mensen op het feest af. (gebruikelijker)
  • Er kwamen een flink aantal mensen op het feest af.

Enkelvoud: het aantal schilderijen

Zinnen met het aantal zijn een ander geval. Daarin past alleen een enkelvoud:

  • Het aantal hoogopgeleiden is de laatste decennia flink toegenomen.
  • Het grote aantal bezoekers maakt onze congressen uniek.

In deze zinnen staat juist (de grootte van) het aantal centraal.

Vergelijkbare gevallen: een handjevol, een massa, een stel, een tiental

Wat voor een aantal geldt, geldt ook voor een handjevol, een massa, een stel(letje), en een tiental (en andere woorden op -tal). Het meervoud is mogelijk (en lijkt gebruikelijker), maar het enkelvoud kan ook:

  • Er was/waren maar een handjevol toeschouwers.
  • Een massa kinderen dromde/dromden naar buiten.
  • In de wei liep/liepen ook een stel geiten rond.
  • Een dertigtal belangstellenden bleef/bleven over.

Meervoud: een heleboel, een hoop

Een paar (‘enkele’), een (hele)boel en een hoop kunnen (als er een meervoudig woord achter staat) alleen met een meervoud gecombineerd worden:

  • Er kunnen een paar buien vallen.
  • Een heleboel loten zijn al verkocht.
  • Er zijn een boel redenen voor haar promotie te geven.
  • Een hoop kinderen luisteren wél naar hun ouders.

Alleen in de betekenis ‘set van twee’ is een paar de kern van het onderwerp en is dus een enkelvoud juist:

  • Staat er een paar schoenen van mij in de gang?

Zie ook de pagina over ‘Er ligt/liggen een paar takken in de tuin’.

Enkelvoud: een groep, een bende, een stoet

Naast een aantal collega’s en een paar collega’s kun je ook spreken van een groep collega’s. Daarbij hoort altijd een enkelvoudige persoonsvorm:

  • Een groep collega’s nam het initiatief te helpen bij de verhuizing.

Ook veel andere ‘groepswoorden’ krijgen altijd een enkelvoud. Tot deze categorie behoren: bende, berg, blik, bos, bups, colonne, drom, groep(je), hoeveelheid, horde, kluit, kluwen, kudde, lading, leger, legioen, menigte, meute, reeks, rij(tje), rits, roedel, schare, serie, slag, soort, stoet, troep, verzameling, zooi/zootje en zwik.

Enkele voorbeelden:

  • Gisteren kwam er een groep fietsers naar ons museum.
  • Een aardige hoeveelheid mensen heeft het condoleanceregister al getekend.
  • Een leger kooplustigen blokkeerde de straat.
  • Er staat al een flinke rij belangstellenden!
  • De schare kinderen verdrong zich rond de taart.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!