Wat is juist: ‘Vier op de vijf leerlingen is geslaagd’ of ‘Vier op de vijf leerlingen zijn geslaagd’?
Het is allebei goed. ‘Vier op de vijf leerlingen zijn geslaagd’ is iets gebruikelijker.
In zinnen als als ‘Vier op de vijf leerlingen zijn geslaagd’ is het meervoud zijn iets gebruikelijker. Het enkelvoud is is hier ook juist: ‘Vier op de vijf leerlingen is geslaagd.’
Meervoud past bij telwoord groter dan één
In zinnen met vier op de vijf, twee op de drie en drie op de tien past de meervoudige persoonsvorm het best bij de telwoorden twee, drie, vier, enz. Deze telwoorden gaan immers meestal samen met een meervoud. Alleen ‘Vier leerlingen zijn geslaagd’ is immers goed. Dan ligt het voor de hand ook te kiezen voor ‘Vier op de vijf leerlingen zijn geslaagd.’ Meer voorbeelden:
- Vier op de vijf leerlingen zijn geslaagd voor het eindexamen scheikunde.
- Nog altijd lezen twee op de drie Nederlanders elke dag een krant.
- Drie op de tien jongeren bewegen te weinig.
- Maar liefst negen op de tien Nederlanders voelen zich gelukkig.
Enkelvoud: nadruk op verhouding
Combinaties als vier op de vijf duiden vooral een verhouding aan. In ‘Vier op de vijf leerlingen is geslaagd’ benadruk je dat het niet om ‘vier leerlingen’ gaat, maar om een percentage van het totale aantal leerlingen: van alle leerlingen is vier vijfde (tachtig procent) geslaagd.
Vier op de vijf is dus te vergelijken met het breukgetal vier vijfde. Zo’n breukgetal gaat samen met een enkelvoud: ‘Vier vijfde (van de leerlingen) is geslaagd.’ Daardoor kun je ook de constructie met op de met een enkelvoudige persoonsvorm combineren:
- Vier op de vijf leerlingen is geslaagd voor het eindexamen scheikunde.
- Nog altijd leest twee op de drie Nederlanders elke dag een krant.
- Drie op de tien jongeren beweegt te weinig.
- Maar liefst negen op de tien Nederlanders voelt zich gelukkig.
Vier op de vijf is/zijn
Ook als er na vier op de vijf geen zelfstandig naamwoord staat, zijn het enkelvoud en meervoud allebei mogelijk:
- Vier op de vijf is/zijn geslaagd voor het eindexamen scheikunde.
- Nederlanders lezen te weinig, maar nog altijd leest/lezen er twee op de drie elke dag een krant.
- Werknemers maken veel overuren: drie op de tien werkt/werken per week vijf uur meer dan in hun contract staat.
In zinnen als ‘Vier van de vijf leerlingen zijn geslaagd’ (met het voorzetsel van dus) is alleen het meervoud zijn goed. Daarover lees je meer op deze pagina.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!