Wat is juist: ‘We kunnen iemand als jij goed gebruiken’ of ‘We kunnen iemand als jou goed gebruiken’?
‘We kunnen iemand als jij goed gebruiken’ geldt als de juiste vorm.
In iemand als jij, een man zoals hij, een minister als zij, mensen als wij, mensen zoals jij en ik, enz. is volgens de taalnorm telkens alleen de onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord juist. Dat betekent dat alleen ik, jij, hij, zij, wij en zij juist zijn.
- Vraag nooit de weg aan een ruimtelijke onbenul als ik. (niet: als mij)
- Je moet een praktijkjongen als hij niet allerlei theoretische vragen stellen. (niet: als hem)
- Eline gaat ons verlaten. Nu zoeken we een net zo goede boekhouder als zij. (niet: als haar)
- Met mensen als zij is het prettig samenwerken. (niet: als hen of als haar)
Als en zoals zijn voegwoorden. Ze leiden een bijzin in. Dat kan ook een onvolledige zin zijn, zoals in de gevallen hierboven. Je kunt telkens een persoonsvorm bij het persoonlijk voornaamwoord denken:
- We kunnen iemand als jij (bent) goed gebruiken.
- Vraag nooit de weg aan een ruimtelijk onbenul zoals ik (ben).
- Je moet een praktijkjongen zoals hij (is) niet allerlei theoretische vragen stellen.
Toch komen zinnen als ‘We kunnen iemand als jou goed gebruiken’ vaak voor. Voor veel mensen is deze zin mogelijk omdat ze jou hier opvatten als een deel van het lijdend voorwerp (iemand als jou) dat hoort bij kunnen gebruiken. Ze vullen de zin dus niet aan tot iemand (zo)als jij (bent), maar vatten het voegwoord als op als een soort verbindingswoord tussen iemand en jou. De grammatica’s vermelden dit gebruik van als nog niet, maar het is zeker mogelijk dat dit ooit wel gebeurt.
Voorzetsels: met jou, bij jou
Het werkt bij een voegwoord dus anders dan bij een voorzetsel. Daarna volgt namelijk altijd de niet-onderwerpsvorm:
- We kunnen met jou vast goed samenwerken.
- Vraag nooit de weg aan mij, want ik ben een ruimtelijk onbenul.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!