Voegwoorden zijn verbindingswoorden. Ze verbinden twee of meer stukken van een zin of hele zinnen met elkaar, maar maken daar zelf geen deel van uit. Een voegwoord verbindt vaak twee zinnen aan elkaar, in veel gevallen gaat het om een hoofdzin en een bijzin.

De meestvoorkomende ‘verbindende’ voegwoorden zijn dat en of. Ze hebben geen echte betekenis, maar alleen een verbindende functie. Met dat wordt de inhoud van de bijzin voorgesteld als iets wat min of meer zeker is. Met of stel je de inhoud van de bijzin juist voor als iets wat niet zeker is. Voorbeelden:

  • Ze vertelde dat ze haar rijbewijs had gehaald.
  • Ik vroeg haar of ze haar rijbewijs had gehaald.
  • Ik hoorde dat ze vertelde was geslaagd.
  • Ik weet niet of ik hier aan het juiste adres ben.
  • Ik hoop dat ik hier aan het juiste adres ben.

Ook om kan een verbindend voegwoord zijn. Daarover vind je meer informatie als je op het tabblad ‘Achtergrond’ klikt.

Voegwoorden van tijd geven aan in welke volgorde of op welk moment iets gebeurt of het geval is. Voegwoorden van tijd zijn onder meer nadat, voordat, zolang, terwijl en totdat. Voorbeelden:

  • Hij brengt de kinderen weg voordat hij naar zijn werk gaat.
  • Het regende terwijl ik naar school fietste.
  • Zolang er leven is, is er hoop.

Voegwoorden van voorwaarde geven aan dat wat in de ene zin beschreven wordt een voorwaarde is voor de andere zin. Voegwoorden van voorwaarde zijn bijvoorbeeld mits, tenzij, wanneer, als en indien. Voorbeelden:

  • U krijgt een lunch aangeboden, tenzij de ochtendles al om 11.00 uur is afgelopen. 
  • We kunnen de stoelen direct leveren, mits we ze op voorrraad hebben.
  • Druk op de rode knop als/wanneer u het goede antwoord weet.

Voegwoorden van reden, oorzaak en gevolg zijn bijvoorbeeld omdat, doordat, zodat, opdat en want:

  • Doordat het ijs op de Zuidpool steeds sneller smelt, veranderen de oceaanstromen.
  • Joep begon te lachen, omdat hij begreep dat ik het niet serieus meende.
  • Ik meld het maar even, zodat je er iets aan kunt doen.

Tegenstellende voegwoorden geven een tegenstelling aan (maar, doch, ofwel, dan wel):

  • Hij wil niet, maar zij wel.
  • De voorstelling was lang doch interessant.

Voegwoorden van toegeving zijn bijvoorbeeld hoewel en ofschoon. De informatie in de ene zin nuanceert de informatie in de andere zin:

  • Mijn docent wiskunde was een beetje nors, hoewel hij goed kon uitleggen.
  • We zullen ons aan de afspraak houden, ofschoon we er eigenlijk niet helemaal achter staan.

Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden

Voegwoorden kunnen nevenschikkend en onderschikkend zijn. Nevenschikkende voegwoorden leggen een verband tussen twee hoofdzinnen, zinsdelen, woorden of woordgroepen, onderschikkende voegwoorden leggen een verband tussen een hoofdzin en een bijzin.

  • Het is warm en de zon schijnt. (en verbindt twee hoofdzinnen)
  • Ik ga met de bus, want het regent. (want verbindt twee hoofdzinnen)
  • Ik ga met de bus, omdat het regent. (omdat verbindt een hoofdzin en een bijzin)
  • Terwijl je in de trein zit, kun je mooi je proefwerk leren. (terwijl verbindt een bijzin en een hoofdzin)

Nevenschikkend zijn bijvoorbeeld en, maar, of, dan (wel), dus en want. Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat. Na een nevenschikkend voegwoord heeft het vervolg van de zin normaal gesproken een woordvolgorde die bij een hoofdzin hoort. Na een onderschikkend voegwoord krijg je de volgorde van een bijzin.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail

Voegwoorden leggen vaak een verband tussen een hoofdzin en een bijzin, of tussen twee hoofdzinnen. Maar er zijn meer mogelijkheden.

Voegwoorden met beknopte bijzin

Ook om is vaak een voegwoord. Na om krijg je geen ‘gewone’ hoofdzin of bijzin, maar een zogeheten beknopte bijzin: een (deel)zin zonder onderwerp en persoonsvorm. In veel gevallen geeft om een doel aan, maar het komt ook voor dat het ‘alleen maar’ een hoofdzin en een bijzin met elkaar verbindt. (In dat laatste geval kan om veelal worden weggelaten; zie daarvoor deze pagina.)

  • Hij nam een dag vrij om bij zijn zieke zoon te zijn.
  • Ze besloot om nooit meer te roken.
  • Het gezang was niet om aan te horen.

Er zijn ook andere voegwoorden waarna een beknopte bijzin kan volgen, zoals teneinde, alvorens en zonder:

  • Dit is gedaan teneinde de risico’s te beperken.
  • Ik keek goed naar links en rechts alvorens de straat over te steken.
  • Ze stak over zonder om zich heen te kijken.

Voegwoorden zonder bijzin

Niet elk voegwoord leidt een bijzin in. De woorden en en of kunnen ook twee woorden of woordgroepen met elkaar verbinden:

  • Zijn vader en zijn moeder wonen allebei in Breda.
  • Wil je thee of koffie?

Dat geldt ook voor de wat formelere woorden evenals en alsmede:

  • Zijn vader woont in Breda, evenals zijn moeder.
  • We bieden een passend salaris alsmede gunstige arbeidsvoorwaarden.

Verder zijn als, zoals en dan een voegwoord in dit soort zinnen, die ook geen bijzin bevatten:

  • Ik zie haar als mijn mentor.
  • Hij werd zo wit als een laken.
  • Ik hou erg van bands zoals The Police.
  • Ze is net zo groot als ik.
  • Hij is groter dan zij.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!