Het werkwoord zorgen staat vaak samen met het voorzetsel voor in een zin. Na voor staat dan meestal een zelfstandig naamwoord, zoals (de) lunch of (mijn) planten:

  • Wij zorgen voor de lunch.
  • Wil jij voor mijn planten zorgen als ik weg ben?

Je kunt datzelfde voor ook combineren met er. De woorden er en voor schrijf je dan aan elkaar als ze direct achter elkaar staan:

  • Dit zijn mijn planten. Wil jij ervoor zorgen als ik weg ben?
  • Dat is goed; ik zorg ervoor.

Ervoor verwijst hier naar de planten uit de eerste zin. Ervoor betekent dan dus ‘voor de planten’.

Er zijn ook zinnen met ervoor zorgen waarin ervoor verwijst naar een deel van de zin dat verderop staat:

  • We zullen ervoor zorgen dat er voldoende broodjes zijn.
  • Zorg ervoor dat alles klaarstaat.

Wat voor er + voor geldt, geldt ook voor hier + voor, daar + voor en waar + voor. Je schrijft die combinaties aan elkaar in zinnen als deze:

  • Wil jij hiervoor zorgen als ik weg ben?
  • Wil jij daarvoor zorgen als ik weg ben?
  • Waarvoor moeten we nog zorgen?

Op het tabblad ‘Voorbeelden’ staan meer zinnen waarin ervoor, daarvoor, hiervoor en waarvoor één woord zijn. Op het tabblad ‘Achtergrond’ vind je nog meer uitleg over deze combinaties.

Er (…) voor

Tussen er, hier, daar of waar en voor kunnen andere delen van de zin staan. In dat geval schrijf je ze uiteraard als losse woorden, ook al horen ze nog steeds bij elkaar.

  • Je moet er natuurlijk wel voor zorgen dat alles klaarstaat.
  • Wil jij er dan echt drie weken lang voor zorgen als ik weg ben? Wil jij hier tijdens mijn vakantie voor zorgen?
  • Kun jij daar eigenlijk wel drie weken lang met voldoende aandacht voor zorgen?
  • Waar moeten we allemaal nog voor zorgen?

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Andere combinaties met ervoor

Ervoor komt ook voor met andere werkwoorden dan zorgen, zoals:

  • Luister naar haar adviezen; zij heeft ervoor geleerd.
  • Zij heeft zich daarvoor ingeschreven.
  • Wat heb je hiervoor nodig?
  • Waarvoor dient dat knopje?
  • De vaste telefoon sterft uit; mobiel bellen komt ervoor in de plaats.
  • Ik kies ervoor om in het voorjaar vakantie te nemen.
  • Daarvoor kies ik ook.
  • Waarvoor kies jij?
  • Dat hij van voetbal houdt is zwak uitgedrukt: hij lééft ervoor.
  • Ik kan de tv niet zien; je staat ervoor.
  • Pak gerust wat te drinken: het staat ervoor!
  • Let op het leesteken dat daarvoor staat.

Er zijn veel vaste combinaties van een werkwoord en een voorzetsel: zorgen voor, houden van, denken aan, kijken naar, wachten op, enzovoort. Na het voorzetsel staat vaak een zelfstandig naamwoord, een persoonlijk voornaamwoord of een naam (of een woordgroep met zo’n woord als kern):

  • We moeten zorgen voor prettige omstandigheden.
  • Zij houdt van kerstliedjes.
  • Ik denk aan jou.
  • We kijken naar Netflix.

In plaats van zo’n woord(groep) kan er ook er, daar, hier of waar bij het voorzetsel staan. Als er/daar/hier/waar direct voor het voorzetsel staat in de zin, schrijf je die woorden aan elkaar: 

  • We moeten ervoor zorgen.
  • Zij houdt daarvan.
  • Ik denk hieraan.
  • Waarnaar kijken we?

Grammaticaal gezien is ervoor een bijwoord, om precies te zijn een voornaamwoordelijk bijwoord.

Ervoor = ‘voor het (ding)’, ‘voor de dingen’

Zo’n woord als ervoor betekent eigenlijk ‘voor het’ of ‘voor iets (wat net genoemd is). Evenzo betekent daarvoor of daarvan eigenlijk ‘voor dat, voor die dingen’ of ‘van dat, van die dingen’.  Hiervoor en hieraan zijn te lezen als ‘voor dit, voor deze dingen’ en ‘aan dit, aan deze dingen’, en waarvoor en waarnaar betekenen eigenlijk ‘voor wat, voor welke dingen’ en ‘naar wat, naar welke dingen’.

De combinatie van er en een voorzetsel verwijst dan ook vaak naar iets wat eerder in de zin of in de vorige zin genoemd is. Het gebruik van zo’n combinatie voorkomt dat je een woordgroep moet herhalen. Voorbeelden:

  • Ik ga op vakantie en iemand moet mijn planten water geven. Wil jij ervoor zorgen? [ervoor  = voor de planten, of: voor het water geven van de planten]
  • Leuk dat je het vraagt. Ja hoor, ik zal ervoor zorgen.
  • Denk jij aan mijn planten in de vakantie? Ja hoor, ik denk eraan. [eraan =  aan de planten]
  • Mijn vriendin en ik eten niet vaak zuurkool. Zij houdt ervan, maar ik vind het niet lekker. [ervan = van zuurkool]

Combinaties als ervoor zorgen, eraan denken en ervan houden kunnen ook verwijzen naar iets wat verderop in de zin staat. Dat is dan vaak een bijzin die met dat of om begint. Voorbeelden:

  • Wil je ervoor zorgen dat ze niet te veel water krijgen?
  • Je moet er natuurlijk wel voor zorgen dat je op tijd bent.
  • Wil jij eraan denken om mijn planten water te geven?
  • Zij houdt ervan om mensen voor de gek te houden.

Let op 

Soms staan er/daar/hier/waar en een voorzetsel wel na elkaar in de zin, maar horen ze toch niet bij elkaar. Het voorzetsel kan namelijk ook een zinsdeel vormen met een woord of woordgroep erachter. Zoals hier:

  • Ze had er voor niks zitten wachten.
    [er duidt een plaats aan; voor hoort bij (voor) niks, niet bij er]
  • Ik ben er voor de zoveelste keer in getrapt.
    [voor hoort bij (voor) de zoveelste keer, niet bij er]
  • Je kunt op me rekenen; ik ben er voor jou.
    [voor hoort bij (voor) jou, niet bij er]
  • Ze had daar van acht tot tien op hem zitten wachten.
    [daar duidt een plaats aan; van hoort bij (van) acht tot tien, niet bij daar]
  • De dieren komen hier in elk geval tot rust.
    [hier duidt een plaats aan; in hoort bij (in) elk geval, niet bij hier]
  • Onze buren hebben een garage waar tegen betaling caravans worden gestald.
    [waar duidt een plaats aan; tegen hoort bij betaling]

In deze zinnen verwijst er/daar/hier naar iets anders, bijvoorbeeld naar een plaats; in elk geval heeft het een andere functie dan in de eerdere zinnen op deze pagina. In zulke gevallen schrijf je er en het voorzetsel los van elkaar.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Wil je meer uitleg en oefeningen over dit onderwerp? Volg dan onze training Los of vast: ‘er’, voorzetsels en werkwoorden op het online leerplatform van Onze Taal. Met behulp van video’s, stappenplannen en opdrachten heb je de regels binnen de kortste keren onder de knie.