Wél een e

Er komt wel een e achter het bijvoeglijk naamwoord als:

  1. er een de-woord op volgt: de snelle auto, een mooie woning;
  2. er een meervoud op volgt: snelle auto’s, mooie woningen, mooie huizen;
  3. er een het-woord op volgt én het voorafgegaan wordt door het, dit, dat, mijn, jouw, zijn, haar, uw, ons, jullie, hun of de bezitsvorm van een eigennaam: het mooie schilderij, dit brede kanaal, ons mooie huis, uw lekkere recept, hun oude autootje, Lisa’s kleine zusje.

Géén e

Er komt geen e achter het bijvoeglijk naamwoord als:

  1. er een het-woord op volgt én er geen ander woord voor staat: ‘Leuk huis hebben jullie’, ‘Mooi dingetje, die Apple’;
  2. er een het-woord op volgt én het voorafgegaan wordt door het onbepaalde lidwoord een: een stoer meisje, een mooi jongetje;
  3. er een het-woord op volgt én het voorafgegaan wordt door: ander, anderhalf, één, elk, enig, geen, genoeg, ieder, meer, menig, minder, (te) veel, wat, (te) weinig, welk, zo’n of zulk: ander vreemd geld, anderhalf belegd broodje, elk lief kind, enig goed nieuws, geen klein park, genoeg slap gepraat, meer lekker eten, menig nieuw Kamerlid, minder schoon water, te veel/weinig contant geld, veel mooi werk, welk slim kind, weinig goed nieuws, wat nieuw leesvoer, zo’n brutaal nest, zulk mooi weer.

Uitzonderingen

Op deze basisregels bestaan uitzonderingen:

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!