Wat is juist: ‘Dat is een afdoend antwoord’ of ‘Dat is een afdoende antwoord’?
Juist is: ‘Dat is een afdoend antwoord.’
Een bijvoeglijk naamwoord krijgt geen -e als het na het lidwoord een en vóór een enkelvoudig het-woord staat. Het is bijvoorbeeld een goed antwoord en een mooi antwoord. Na het, dit/dat of bijvoorbeeld ons komt er wél een buigings-e: het afdoende antwoord, dit goede antwoord, ons mooie antwoord.
Van oorsprong is afdoend een werkwoordsvorm: het is het zogenoemde tegenwoordig deelwoord van afdoen in de betekenis ‘geschikt zijn om iets af te maken, beslissen’. Tegenwoordige deelwoorden komen vaak voor als bijvoeglijk naamwoord: een adembenemend schouwspel, een aarzelend begin, een lachende toeschouwer, enz.
Dat is afdoende
In de uitdrukking ‘Dat is afdoend(e)’ (‘dat is voldoende, dat volstaat’) zijn afdoend en afdoende allebei juist. Daaruit blijkt dat afdoend toch nog wat trekjes van een werkwoord heeft. Die eindigen in dergelijke constructies op -de; zo ook bijvoorbeeld ‘Het onderzoek is gaande’, ‘Al doende leert men.’
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Lees ook
Taaladvies.net: Hopende / hopende
Algemene Nederlandse Spraakkunst: Het tegenwoordig deelwoord
Toch nog een vraag?
Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen