In deze zin zit de vaste uitdrukking zegge en schrijve, die fungeert als bijwoordelijke bepaling. De woorden zegge en schrijve zijn verouderde vormen van de ik-vorm van zeggen en schrijven. In ouder Nederlands werd de persoonsvorm die bij ik hoort, doorgaans met een e geschreven: ik zegge, ik schrijve, ik verzoeke. De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS, 1997) vermeldt dat van zeggen, schrijven en verzoeken die vormen op -e nog voorkomen zonder ik erbij. Deze – tamelijk ouderwetse – vormen hebben het karakter van vaste uitdrukkingen:

  • Verzoeke spoedig te vertrekken (letterlijk: ‘Ik verzoek (u) spoedig te vertrekken’);
  • Zegge en schrijve acht euro (letterlijk: ‘Ik zeg en ik schrijf acht euro’).

Verzoeke, zegge en schrijve lijken wel wat op een (enkelvoudige) aanvoegende wijs, zoals leve in ‘Leve de koningin!’ Ook die wordt gevormd door van het hele werkwoord de slot-n af te halen. De aanvoegende wijs wordt meestal gebruikt om een wens, toegeving, aanwijzing of aansporing uit te drukken; bijvoorbeeld:

  • Het ga je goed (wens: ‘Ik hoop/wens dat het je goed gaat’);
  • Leve de koningin (wens: ‘Ik wens de koningin nog een lang leven toe’);
  • Het zij zo (toegeving: ‘Het moet (dan maar) zo zijn’);
  • Men neme een ons suiker (aanwijzing: ‘Men moet een ons suiker nemen’).

Met verzoeke of zegge en schrijve wordt echter geen wens, toegeving, aanwijzing of aansporing uitgedrukt. Het zijn geen aanvoegende wijzen.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!