Open menu Onze Taal logo

Hoofdmenu

  • Taalloket
  • Tijdschrift
  • Educatie
  • Schatkamer
  • Winkel
  • Trainingen
  • Over ons
  • Zoeken
  • Inloggen
  • Lid worden
  • Doneren
  • Taalloket
  • Tijdschrift
  • Educatie
  • Schatkamer
  • Winkel
  • Over Onze Taal
  • Inloggen
  • Lid worden
  • Doneren
  
  1. Home
  2. Tijdschrift
  3. 04 2025

Geboeid door gebaren: Interview met gebarentaalonderzoeker Victoria Nyst

Gebarentaalonderzoeker Victoria Nyst sleepte onlangs een prestigieuze onderzoeksbeurs in de wacht. Wat gaat ze precies onderzoeken? En hoe kwam ze via de Afrikaanse gebarentaal terecht bij de Nederlandse Dovencultuur?

Erica Renckens Annabel Oosteweeghel
Geboeid  door gebaren: Interview met  gebarentaalonderzoeker  Victoria Nyst

Als ik haar vraag hoe vaardig ze is in de Nederlandse Gebarentaal (NGT), lacht Victoria Nyst ietwat betrapt. “Dat is natuurlijk heel belangrijk als je onderzoek doet naar gebarentaal”, verklaart ze. “Inmiddels kan ik het goed, maar ik ben er vooral de laatste jaren beter in geworden – terwijl ik al ruim vijfentwintig jaar in het vak zit. Ik heb dan ook een kronkelig pad belopen om te komen tot waar ik nu ben.”

Dat pad begon toen ze Algemene Taalwetenschap wilde gaan studeren, maar toevallig terechtkwam bij een studie Afrikaanse taalkunde, die haar naar Tanzania bracht. Daar kwam ze, ook weer bij toeval, in aanraking met een doof stel met horende kinderen. “De vader was een penvriend van de nicht van mijn studiegenootje. We zijn een dag samen opgetrokken.” Haar fascinatie voor gebarentaal was geboren. “Ik zag dat gebarentalen niet alleen een maatschappelijk belang dienen, maar dat ze ook nieuwe taalkundige vensters openen – dat ze je perspectieven tonen die je niet zou zien als je alleen maar gesproken taal bestudeert. Met twee handen, een gezicht en een lichaam is gebarentaal niet gebonden aan de vaste opeenvolging in spraak.”

Die interesse leidde eerst tot een stage bij de dovenassociatie in Oeganda, toen tot promotie-onderzoek in een Ghanees dorp waar spontaan een gebarentaal was ontstaan, en vervolgens tot onderzoek in Mali. Al die verschillende Afrikaanse gebarentalen heeft ze dan ook goed onder de knie. “Maar sinds ik met Nederlandse promovendi en onderzoeksassistenten ben gaan werken, is mijn Nederlandse Gebarentaal eindelijk ook beter geworden”, lacht ze. Tijdens het spreken benadrukt ze onbewust sommige woorden met het bijbehorende gebaar – uit een van de verschillende gebarentalen.

Schrijnend

Inmiddels leidt Nyst aan de Universiteit Leiden een groot onderzoek naar de verspreiding van gebarentalen door de jaren heen. Wereldwijd bestaan er meer dan 150 verschillende gebarentalen. Dat zijn volwaardige talen, met een eigen woordenschat en grammatica, die niet afgeleid zijn van de gesproken taal in het gebied, maar op natuurlijke wijze ontstaan zijn uit de behoefte om te communiceren. De Nederlandse en de Vlaamse Gebarentaal lijken dus niet op het gesproken Nederlands en zijn twee duidelijk verschillende talen.

Daarnaast werkt Nyst met enkele organisaties aan een canon van de dovengeschiedenis. Ook zet ze zich in voor het toegankelijker maken van het hoger onderwijs voor dove en slechthorende studenten. Dat laatste is hard nodig, vertelt ze. “Het is schrijnend dat we in een land als Nederland, waar in 1954 het eerste taalkundige proefschrift over gebarentaal wereldwijd is gepubliceerd, pas in 2023 een promotie van een dove gebarentaalkundige hadden. In dat jaar promoveerde Kang Suk Byun in Nijmegen op onderzoek naar de manier waarop doven uit verschillende landen met elkaar gebaren tijdens een eerste ontmoeting. En dan te bedenken dat hier een heel hoge dichtheid aan gebarentaalonderzoekers is – maar die zijn in grote meerderheid horend.”

Waar komt dat dan door?
“Historisch gezien is het logisch dat het hoger onderwijs nog niet helemaal klaar is voor dove en slechthorende studenten, vanwege de vele uitdagingen waar het dovenonderwijs voor heeft gestaan. En die zijn er nu nog steeds. Dove kinderen komen tegenwoordig meestal met een zogeheten cochleair implantaat in het regulier onderwijs terecht. Met zo’n gehoorprothese met elektroden in het slakkenhuis van het oor kan een kind geluiden waarnemen, maar het kan toch heel lastig zijn daar woorden in te herkennen. Het heeft daarom recht op een gebarentolk, die het kind een-op-een begeleidt, maar daardoor is er een gillend tekort aan tolken ontstaan. Kinderen hebben soms maar drie van de vijf dagen een tolk in de klas. Dan mis je natuurlijk veel.”

“Het is treurig dat horende ouders van een doof kind ook nog steeds het advies krijgen dat gebarentaal niet nodig is. Aan de ene kant leren we horende kinderen wel babygebaren, waarmee ouders met hun kind kunnen communiceren voordat het kan praten, maar dove kinderen, die het echt nodig hebben, komen er soms pas in de puberteit achter dat er gebarentaal bestaat. Terwijl meertaligheid altijd goed is voor de ontwikkeling van kinderen.”

Hoe kun jij de achterstand verhelpen die veel doven hierdoor hebben?
“Ik kan natuurlijk niet alles tegelijk aanpakken, dus ik heb daarin een keuze gemaakt. Volgens mij kan ik het best een steentje bijdragen door te investeren in het opleiden en ondersteunen van dove academici – hier in Leiden, maar ook in West-Afrika, bijvoorbeeld door het opzetten van zomerscholen waar jonge dove onderzoekers cursussen in gebarentaal kunnen volgen.”

“De afgelopen jaren ben ik dove promovendi gaan begeleiden, en dan vind ik het schokkend om te zien hoeveel tijd zij kwijt zijn met het organiseren van heel basale dingen. Het is een constante uitdaging om tolken te regelen. Ik ben ook al jaren bezig om een brandalarm te regelen dat goed zichtbaar is. Veiligheid op de werkplek voor iedereen: onbegrijpelijk dat dat nog niet gewoon geregeld is in Nederland.”

Dovenschool

Ongeveer een jaar geleden kreeg Nyst een grote beurs toegekend waarmee ze vijf jaar lang met een eigen onderzoeksgroep aan de slag kan. Ze hoopt meer inzicht te krijgen in de oorsprong en de verwantschap van gebarentalen. “In westerse landen zijn de nationale gebarentalen parallel ontstaan met het dovenonderwijs en de dovenverenigingen”, vertelt ze. “In Nederland zette de predikant Henri Guyot in 1790 de eerste dovenschool op in Groningen, nadat hij in Parijs een training had gevolgd bij de eerste dovenschool ter wereld. Op basis daarvan wordt vaak gezegd dat de Nederlandse Gebarentaal afstamt van de Franse Gebarentaal. Maar dat is nogal kort door de bocht, want we weten helemaal niet in hoeverre Guyot kon gebaren. Misschien heeft hij alleen het handalfabet meegebracht.” Met het handalfabet kun je woorden letter voor letter spellen, maar dat is iets anders dan een hele gebarentaal met een eigen woordenschat van duizenden gebaren.

Beter bekend is hoe het in Amerika is gegaan. “Daar is de Franse Gebarentaal geïntroduceerd door een dove docent die in Frankrijk met gebarentaal was opgegroeid. Dat maakt de verwantschap tussen die twee gebarentalen eenduidiger. Maar daar is in Nederland nog nooit zo naar gekeken. En ook is niet onderzocht in hoeverre de woordenschat van de Nederlandse Gebarentaal eigenlijk lijkt op die van de Franse Gebarentaal.”

Hoe pak je zulk onderzoek aan?
“Er blijkt veel meer historisch materiaal te zijn dan gedacht. Daar kwam ik achter toen ik tijdens de coronaperiode geen veldwerk kon doen en een beetje zat te duimendraaien. Geschiedenis heb ik altijd al interessant gevonden, dus ik dook de archieven in. Geweldig wat ik toen allemaal vond: een oude film over gebarentaal en een lijst met gebaren uit de jaren vijftig, een overzicht met bijna vierduizend woorden van de dovenschool in Sint-Michielsgestel. En in Maaseik, net over de Belgische grens, bleek een ijverige broeder een paar decennia later zo’n zelfde lijst te hebben gemaakt met bijna achtduizend woorden. Dan wordt het ineens mogelijk om met behulp van historisch-vergelijkende technieken terug in de tijd te kijken.”

Varianten

Hoe staan in dat oude materiaal die gebaren beschreven?
“Dat is inderdaad een leuke uitdaging. Door de jaren heen is dat steeds veranderd. De eerste woordenlijsten waren nog helemaal uitgeschreven, er stond geen plaatje of wat dan ook bij. Heel soms zag je een klein boogje erbij getekend dat dan de handbeweging aangaf. Iets later, in het midden van de negentiende eeuw, komen er in die lijstjes tekeningetjes van handen bij. Het eerste getekende woordenboek stamt uit 1851. Op een gegeven moment komen er dan natuurlijk foto’s, en tegenwoordig zijn videowoordenboeken zo’n beetje de standaard.”

“Die verschillende manieren van noteren maken inhoudelijk vergelijken heel tijdrovend. Daar komt nog bij: als je de Nederlandse Gebarentaal wilt vergelijken met de Franse, welke van de vijf Nederlandse varianten bedoel je dan? Er is in Nederland namelijk geen standaardgebarentaal – het is eigenlijk een verzameling van regionale varianten, elk verbonden aan een van de vijf dovenscholen.”

De Franse Gebarentaal lijkt dus wel aan de basis te liggen van veel gebarentalen?
“Charles-Michel de l’Épée, die in Parijs de eerste dovenschool ter wereld opende, gaf wekelijks demonstraties van gebarentaal, waarbij iedereen kon komen kijken. Uit alle windstreken kwamen koningen en keizers die in hun land ook wel zo’n school wilden – het was echt een noviteit, en zo verspreidde de Franse Gebarentaal zich snel.”

“Maar later werd juist de Amerikaanse Gebarentaal invloedrijker, bijvoorbeeld door het werk van Andrew Foster, een dove, zwarte Amerikaanse pastoor die missionariswerk deed in Afrika. Hij was in 31 landen direct of indirect betrokken bij het opzetten van het dovenonderwijs. Daar introduceerde hij dan dus steeds de Amerikaanse Gebarentaal. En ook in Latijns-Amerika en Zuidoost-Azië kwam die taal terecht.”

Dus aan de basis van zo’n Afrikaanse gebarentaal ligt de Amerikaanse Gebarentaal, die op haar beurt weer geënt is op de Franse Gebarentaal?
“Het lijkt een heel gelaagd systeem te zijn. In Ghana bijvoorbeeld was er wel al een gebarentaal die werd gebruikt door de dovengemeenschap. Een variant daarvan, die sterk is beïnvloed door de Amerikaanse Gebarentaal, is nu de officiële gebarentaal. Maar daarnaast wordt de oorspronkelijke gebarentaal ook nog gebruikt in informele situaties, onzichtbaar voor buitenstaanders. Doven gebruiken daar dus verschillende gebarentalen, afhankelijk van de context.”

Sociale media

"Het is interessant om te bekijken hoe zo’n nationale gebarentaal tot stand komt, want het zou natuurlijk heel goed kunnen dat zich in Nederland en Vlaanderen iets soortgelijks heeft voorgedaan. Dus dat er in Europa al vóór de komst van de dovenscholen verschillende gebarentalen bestonden, maar dat die lokale talen er een Frans laagje overheen kregen en zich verder ontwikkelden zoals talen in een gemeenschap dat nu eenmaal doen. We kunnen niet meer zien hoe het vroeger is gegaan, maar we kunnen wel analyseren hoe het verloopt op plaatsen waar meer recentelijk een soortgelijk proces heeft plaatsgevonden. En dan kunnen we toch beter begrijpen hoe het misschien bij ons is verlopen.”

En kun je dan ook voorspellen hoe de gebarentalen zich zullen ontwikkelen?
“Dat is lastig: dove kinderen gaan niet meer naar dovenscholen, maar volgen les in het reguliere onderwijs. Daardoor komen kinderen niet meer op die manier in aanraking met gebarentaal, en ook niet met de Dovencultuur – een woord dat bewust altijd met een hoofdletter wordt geschreven. Dat is best heftig. Daarnaast hebben de sociale media een grote invloed. Doven komen wereldwijd makkelijk met elkaar in contact; je hebt bijvoorbeeld veel dove vloggers, en die communiceren vooral via International Sign, een contacttaal die gevormd is in het contact tussen gebaarders met verschillende gebarentalen. Door het gebruik van International Sign lijken de nationale gebarentalen nog extra onder druk te staan.”

Zet je je daarom ook in voor de Canon van de dovengeschiedenis?
"De Dovencultuur is onlosmakelijk verbonden met gebarentaal. Nederland heeft een heel rijke dovengeschiedenis met bijzonder getalenteerde mensen, die mooie dingen hebben gedaan: schilders, dichters, noem maar op. Maar ook met grote gebeurtenissen, een rijk verenigingsleven, theaters, enzovoort. Dat is belangrijk cultureel erfgoed, dat door het sluiten van de dovenscholen voor dove kinderen steeds moeilijker bereikbaar wordt. De werkgroep Cultureel Erfgoed Doven van de organisatie Dovenschap wil dat erfgoed daarom behouden en promoten, en daar werk ik graag aan mee.”

“Met behulp van erfgoedexperts en Unesco vergroten we de kennis over erfgoed en over de vraag hoe je daarmee omgaat. En we werken aan een website waarop filmpjes komen met de verschillende vensters uit de Canon. Gebarentaal en de bijbehorende Dovencultuur zijn grote onderwerpen, waar heel veel rijkdom in zit. En dat mag best wat zichtbaarder worden.”

Een videowoorden boek van gebarentaal is te vinden via Ow.gebarencentrum.nl.
 

Victoria Nyst (Domburg, 1976) is universitair hoofddocent aan de Universiteit Leiden. Na een masteropleiding Afrikaanse taalkunde promoveerde ze in 2007 op een beschrijving van de gebarentaal in het Ghanese dorpje Adamorobe, waar veel erfelijke doofheid voorkomt. Naast haar onderzoek naar gebarentalen zet ze zich ook actief in voor erkenning en behoud van de Dovencultuur, en voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor dove studenten. Vorig jaar ontving ze van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een zogeheten Vici-beurs: een van de grootste persoonlijke wetenschappelijke premies van Nederland. Daarmee kan ze vijf jaar lang onderzoek doen.

Dovenonderwijs

De eerste dovenschool werd in 1760 in Frankrijk geopend, in Parijs. Nederland volgde in 1790 in Groningen, Vlaanderen in 1820 in Gent. Beide taalgebieden kregen uiteindelijk vijf dovenscholen, waar zich steeds een eigen dialect ontwikkelde. De kinderen verbleven vaak in internaten. Ze kregen op school les in gebarentaal – totdat horende leerkrachten in 1880 tijdens een congres in Milaan besloten dat dit de ontwikkeling van de spreekvaardigheid zou belemmeren. Uiteindelijk zou gebarentaal een eeuw lang verboden blijven op de dovenscholen. Dove leerkrachten verloren hun baan en het ‘orale onderwijs’ zette de dove leerlingen op een grote achterstand, en zorgde daarnaast voor schaamte over het gebruik van gebarentaal. Tegenwoordig gaan dove kinderen meestal naar het reguliere onderwijs, vaak met een zogeheten cochleair implantaat (ci), dat direct de gehoorzenuw stimuleert. Hiermee kan het kind geluiden waarnemen, maar spraak is ook met een ci niet voor ieder kind in elke context goed te volgen.

logo
  • Genootschap Onze Taal
  • Paleisstraat 9
  • 2514 JA Den Haag
  • Taalvragen
  • 085 00 28 428 (werkdagen 9.30-12.30 en 13.30-16.00 uur)
  • taaladvies@onzetaal.nl
  • Ledenservice
  • 070 356 12 20 (dinsdag en donderdag 9.30-12.00 uur)
  • info@onzetaal.nl

Blijf op de hoogte!

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief Taalpost.

  • Privacybeleid
  • Algemene voorwaarden
  • Cookies
  • Contact
Log in


of

Word lid